toets

Je nieren halen afvalstoffen uit het bloed. Welke?
A
Oude rode bloedcellen
B
koolstofdioxide
C
giftige stoffen
D
water
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Je nieren halen afvalstoffen uit het bloed. Welke?
A
Oude rode bloedcellen
B
koolstofdioxide
C
giftige stoffen
D
water

Slide 1 - Quiz

glycogeen
gal
ureum
alchol, drug en medicijnen
fibrinogeen
de lever kan schadelijke stoffen zoals ...............  afbreken
de lever breekt overtollige eiwitten af, bij dit proces ontstaat ...........
De lever produceert ......... en dit helpt bij het afbreken van vet.
De lever kan de glucosegehalte op pijl houden door ................ om te zetten naar glycogeen
de lever kan voedingsstoffen zoals eiwitten omzetten in ........

Slide 2 - Drag question

De lucht in je longen wordt bij het ... milieu gerekend.
A
Inwendig milieu
B
Uitwendig milieu

Slide 3 - Quiz

Waar in het lichaam wordt vet opgeslagen
A
in de lever
B
in de nieren
C
in het gele beenmerg
D
in het bloedplasma

Slide 4 - Quiz

Enkele delen zijn aangegeven met de cijfers 1, 2, 3 en 4.
Welk cijfer geeft de poortader aan?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

De bloedvaten in de huid zijn het wijdst op de tekening rechts. Klopt dit
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Klopt dit?
Op het rechterplaatje is de zweetproductie in het lichaam het grootst.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Ellen heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief. Hoeveel van de verschillende typen bloedfactoren(antigenen) uit het AB0 systeem bevinden zich op haar rode bloedcellen?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 8 - Quiz

Ellen (bloedgroep AB) is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0+. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen bevat het bloed van de moeder?
A
Anti resus
B
Anti A en B
C
Anti resus en Anti A
D
Anti resus en Anti B

Slide 9 - Quiz

Ellen (bloedgroep AB) is voor de tweede keer zwanger van dezelfde man met bloedgroep 0+. Hun tweede kind, met bloedgroep A heeft de verschijnselen van een resuskind. Welke van de antistoffen bevat het bloed van het kind?
A
Anti resus
B
Anti resus en Anti B
C
Anti A
D
Anti B

Slide 10 - Quiz

Met welk nummer wordt het proces van uitscheiden aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Welke ziekteverwekkers kunnen met een antibioticum worden bestreden?
A
bacteriën
B
schimmels
C
parasieten
D
virussen

Slide 12 - Quiz

Wat krijg je bij een inenting toegediend?
A
witte bloedcellen
B
antistoffen
C
verzwakt of dode ziekteverwekker
D
versterkte antigenen

Slide 13 - Quiz

Donorbloed van bloedgroep 0 kun je toedienen aan mensen met ...
A
bloedgroep AB
B
bloedgroep A
C
bloedgroep B
D
allen

Slide 14 - Quiz

Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt antistoffen toegevoegd. Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels.
Welke bloedgroep heeft deze persoon?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep B
D
Bloedgroep 0

Slide 15 - Quiz

Je wordt ingespoten met een verzwakt virus. Dit is een .......
A
actieve kunstmatige immunisatie
B
actieve natuurlijke immunisatie
C
passieve kunstmatige immunisatie
D
passieve natuurlijke immunisatie

Slide 16 - Quiz

Waar in de huid zitten pigmentkorrels
A
In de opperhuid
B
In de lederhuid
C
In het onderhuidse bindweefsel

Slide 17 - Quiz

Wat is of zijn de reden dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je bent niet ingeënt tegen verkoudheidsvirussen

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van kunstmatige passieve immuniteit
A
vaccinatie
B
serum
C
een ziekte doormaken
D
borstvoeding

Slide 19 - Quiz

Welk type bloedcel zorgt ervoor dat je immuun bent?
A
bloedplaatjes
B
witte bloedcel
C
rode bloedcel

Slide 20 - Quiz

Iemand met bloedgroep AB+ krijgt bij een operatie rode bloedcellen toegediend.
Er zijn op dat moment zowel rode bloedcellen van het type AB+ als van het type AB- beschikbaar.
Welk type rode bloedcellen kan worden gebruikt zonder dat klontering van bloedcellen bij deze ontvanger optreedt?
A
alleen rode bloedcellen van het type AB+
B
alleen rode bloedcellen van het type AB-
C
zowel rode bloedcellen van het type AB+ als van het type AB-

Slide 21 - Quiz

Welke bloedgroep(en) horen bij bloedplasma met antistof A
A
Bloedgroep A en AB
B
Bloedgroep B en O
C
Bloedgroep B en AB
D
Bloedgroep A en O

Slide 22 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigen B
A
Bloedgroep A en AB
B
Bloedgroep O en B
C
Bloedgroep B en AB
D
Bloedgroep O en A

Slide 23 - Quiz

Met welke letter wordt in de afbeelding een talgklier aangegeven? En met welke letter een zweetklier?
A
P en S
B
P en T
C
P en Q
D
S en T

Slide 24 - Quiz

wat is de functie van het nierbekken?
A
Filteren van bloed
B
Filteren van urine
C
Verzamelen van urine

Slide 25 - Quiz

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald.
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 26 - Drag question

In afbeelding 10 zie je de nieren met de urinewegen en de aan- en afvoerende bloedvaten. De pijlen geven de stroomrichting van het bloed aan. Het ureumgehalte wordt gemeten. Op welke plaats zal het ureumgehalte het hoogst zijn?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 27 - Quiz

Wat doet gal?
A
Vet druppels vergroten
B
Vet druppels verkleinen
C
Vet verwijderen
D
Vet maken.

Slide 28 - Quiz

Opdracht: Zet het in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
Geheugencellen maken
Ziekte verwekker dringt binnen
Witte bloedcellen scannen de antigenen
Het lichaam maakt antistoffen
Je wordt ziek

Slide 29 - Drag question

Eén van de stoffen die door het bloed uit de lever worden afgevoerd, is ureum. Ureum is een afvalstof die ontstaat als de lever eiwitten afbreekt.
Door welk orgaan of door welke organen wordt ureum uitgescheiden?

A
Door de endeldarm
B
Door de galblaas
C
Door de lever
D
Door de nieren

Slide 30 - Quiz

Welke stoffen zitten in je inwendig milieu?
A
glucose in je bloedplasma
B
zuurstof in je longen
C
vitamine in je dikke darm
D
zouten in je urine

Slide 31 - Quiz