SMS kl 5: Thema 3 herhaling voor toets.

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7

Taalverkennen thema 3.

Het bezittelijk voornaamwoord, de hoofdzijn en bijzin, het lijdend voorwerp en de leenwoorden!

SMS; klas 5.

Juf GT.

Het bezittelijk voornaamwoord

mijn tas

jouw tas

haar tas

jullie tas

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is!

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
Wij hebben een kat. Daar loopt ....... kat.'

1. daar
2. loopt
3. onze
4. kat

Welke bezittelijke voornaamwoorden zie je in deze in?


Ik heb een auto, het is .....

1. jouw
2. zijn
3. uw
4. mijn

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:

'U heeft foto's. .......... foto's liggen klaar op de toonbank.'

1. klaar
2. liggen
3. uw
4. foto's

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
Jij hebt een jas, het is dat ............ jas.

1. haar
2. jouw
3. mijn
4. jou

'Jou, u en ik' zijn voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden

1. Juist
2. Onjuist

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:

Zij hebbeb familie, ............ familie woont in het buitenland.

1. hun
2. jullie
3. haar
4. zijn

Wat is in de volgende zinnen een bezittelijk
voornaamwoord?
Mijn kamer is een grote bende terwijl zijn kamer erg schoon is.

Ik wil jouw schift houden, want jij hebt nog steeds mijn nieuwe spelcomputer.

Hoofdzin en bijzin 

Hoofdzin: Het belangrijkste in een zin. De persoonsvorm staat vooraan in de zin.

Bijzin: Het hoeft niet in een zin om te begrijpen wat er staat. De persoonsvorm staat achter in de zin.

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.

1. bijzin, bijzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, hoofdzin
4. hoofdzin, bijzin

Visvlees wordt meestal in plakjes opgediend, zoals wij cake presenteren.

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}
2. {(bijzin) + hoofdzin}
3. {hoofdzin + (bijzin)}

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.

1. bijzin, hoofdzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, bijzin
4. hoofdzin, bijzin

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.

1. hoofdzin, hoofdzin
2. bijzin, hoofdzin
3. hoofdzin, bijzin
4. bijzin, bijzin

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.

1. hoofdzin, bijzin
2. bijzin, bijzin
3. hoofdzin, hoofdzin
4. bijzin, hoofdzin

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.

1. bijzin, hoofdzin
2. bijzin, bijzin
3. hoofdzin, bijzin
4. hoofdzin, hoofdzin

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.

1. bijzin, hoofdzin
2. hoofdzin, hoofdzin
3. bijzin, bijzin
4. hoofdzin, bijzin

Het lijdend voorwerp

Wat bedoelen ze nou hiermee?

• Lijdend voorwerp. (LV)
  
• Wat (soms wie) + gezegde + onderwerp

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Zin in een andere tijd zetten.
2. Wie of wat + gezegde
3. Wie is de ontvanger?
4. Wat (soms wie) + GEZEGDE + ondererp

Ik bekijk het schilderij aandachtig
Lijdend voorwerp?

1. ik
2. bekijk
3. het schilderij
4. aandachtig

Wat is het lijdend voorwerp?
Laura heeft haar huiswerk toch gemaakt.

1. Laura
2. heeft gemaakt
3. toch
4. haar huiswerk

Marije eet een peer.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. peer
2. een peer
3. Marije
4. eet

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.

1. Geen lijdend voorwerp
2. jou
3. Sophie
4. de groeten

Kartriene wil graag een pop voor haar verjaardag.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. Katriene
2. wil
3. een pop
4. voor haar

Opa koopt een vaas.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. koopt
2. opa
3. een vaas
4. vaas

Franse Leenwoorden

Engelse Leenwoorden

Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal

1. waar
2. niet waar

Absent is een ..... leenwoord

1. Engels
2. Duits
3. Latijns
4. Frans

Kies het Franse leenwoord

1. barbecue
2. schnitzel
3. bagage
4. charmant

Militair-woorden zijn....... leenwoorden

1. Engelse
2. Latijnse
3. Franse
4. Duitse

Uit welke taal zijn de onderstaande leenwoorden afkomstig?

Arabisch

Duits

Frans

Engels

Latijn

matras, koffie, caravan

föhn, ober, sowieso

chauffeur, horloge, ambulance

flat, team, baby

museum, agenda,

datum

Welk woord is een Arabisch leenwoord?

1. Thee
2. Cacao
3. Boek
4. Koffie

Ik ben klaar voor mijn toets taalverkennen!

Yes, I'm ready to go!!

Ongeveer, ik ga thuis nog goed oefenen.

Nee, ik voel me helemaal niet klaar voor morgen.

KLAAR VOOR DE TOETS!