redekundig ontleden H4.4 Talent

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

lijdend voorwerp

hoe zat het ook alweer?

pv

zinsdelen

werkwoordelijk gezegde

onderwerp

wat is de pv in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. straat
4. geparkeerd

wat is het wg in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. fiets
2. stond
3. geparkeerd
4. stond geparkeerd

wat is het onderwerp in deze zin?
De fiets stond midden op straat geparkeerd.

1. De fiets
2. fiets
3. op straat
4. straat

het lijdend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg en o!

het lijdend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg en o!

Maak de vraag:

wie/wat + wg + o

het lijdend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg en o!

Maak de vraag:

wie/wat + wg + o

Esmee won een Olympische medaille.

Wie/wat won Esmee?

het lijdend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg en o!

Maak de vraag:

wie/wat + wg + o

Esmee won een Olympische medaille.

Wie/wat won Esmee?

Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp!

het lijdend voorwerp

Zoek eerst pv, zinsdelen, wg en o!

Maak de vraag:

wie/wat + wg + o

Esmee won een Olympische medaille.

Wie/wat won Esmee?

Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp!

een Olympische medaille

Let op:

• het lijdend voorwerp begint NOOIT met een voorzetsel!
• er staat niet altijd een lijdend voorwerp in de zin.

Bekijk de zin:

Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.

Zoek het lijdend voorwerp!
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.

1. rozen
2. zes rozen
3. haar vriend
4. Valentijnsdag

Bekijk de zin

De kleine auto had een hele sterke motor onder de motorkap.

Zoek het lijdend voorwerp.
De kleine auto had een hele sterke motor onder de motorkap.

1. auto
2. de kleine auto
3. motor
4. een hele sterke motor

Bekijk de zin

Ik hou van bloemen en planten.

zoek het lijdend voorwerp
Ik hou van bloemen en planten.

1. bloemen
2. bloemen en planten
3. van bloemen en planten
4. er is geen lijdend voorwerp

maak opdracht 1, 2 en 4 

hoofdstuk 4.4

Hoe vond je het gaan?

1. ik denk dat ik het helemaal begrijp.
2. ik vond het goed gaan, maar vind het wel moeilijk.
3. ik vind het moeilijk en heb meer oefening nodig
4. ik begrijp er nog niet zo veel van.