4H par 1.4 Meetonzekerheid en significantie

Hoofdstuk 1.4
Meetonzekerheid en significantie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1.4
Meetonzekerheid en significantie

Slide 1 - Slide

Meetonzekerheid
2 soorten fouten:
  • toevallige fout
  • systematische fout
  • (afleesfout)

Slide 2 - Slide

Toevallige fout
- willekeurige fout in apparaat
- op het verkeerde moment indrukken van bijv. een stopwatch

Slide 3 - Slide

Systematische fout
Bijv. een stroommeter die constant 0,05 A te hoog aan geeft...

Kun je vaak zien doordat 0 niet 0 is...

of een meetlat die verkeerd is gemaakt...

100 centimeter op de lat is eigenlijk 101 centimeter

Slide 4 - Slide

Afleesfout
Fout in het aflezen doordat je er bijvoorbeeld niet recht voor staat...

(Afleesfout kan zowel toevallige fout
als een systematische fout zijn)

Slide 5 - Slide

Regels voor aflezen (analoog)
  • aflezen op 1/10-deel van de maatverdeling
  • de 'fout' is dan  ook 1/10 deel


Slide 6 - Slide

Hoe lang is het plankje?
A
6,8±0,1 cm
B
7±1 cm
C
6,82±0,01 cm
D
6,8±0,01 cm

Slide 7 - Quiz

Hoeveel water zit er in deze maatcilinder?
A
5,0±0,1 ml
B
5,00±0,01 ml
C
4,8±0,1 ml
D
4,83±0,01 ml

Slide 8 - Quiz

Significantie
De significantie zegt iets over de nauwkeurigheid van de meting.

Omdat metingen nooit helemaal precies (kunnen) zijn, gaan we ook niet doen alsof en willen we graag weten hoe nauwkeurig het wel is.

Slide 9 - Slide

Regels voor significantie
Het aantal cijfers is belangrijk!
0-en vooraan tellen niet mee
0-en achteraan wel

Telwaarden en constanten tellen niet mee, 
alleen MEETWAARDEN

Slide 10 - Slide

Significantie
bijvoorbeeld:
3,3 is 2 cijfers significant
5,890 is 4 cijfers significant
0,0356 is 3 cijfers significant
7,37*103 is 3 cijfers significant
1/3 is oneindig significant (0,3333333....)
103 is 0 cijfers significant (alleen orde van grootte)

Slide 11 - Slide

Rekenen met significantie
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal bij de meetwaarden.

Bijvoorbeeld:
2,5 * 4,78 = 11,95 = 12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord
moet ook afgerond worden op 2 cijfers

Slide 12 - Slide

Rekenen met significantie II
Bij het optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen.

Het antwoord heeft net zoveel decimalen als de meetwaarde met het minst aantal decimalen.

bijvoorbeeld: 5,78 + 6,9 = 12,68 = 12,7
(6,9 heeft 1 decimaal, dus het eindantwoord ook)

Slide 13 - Slide

Maken: opg. 18 t/m 22 (blz. 27)

Slide 14 - Slide