De student kan de verschillende zuivelproducten benoemen.
De student weet de oorsprong van zuivel te benoemen.
De student kan aangeven wat het doel is van verduurzamen.
De student kan verduurzamingsmethoden bij de verwerking van zuivel verklaren.
De student weet hoe zuivel wordt verwerkt.
De student kan aangeven waar zuivel voor wordt gebruikt in de bakkerij.