Grammatica H5 - les 2 - 2M3

do. 13 jan. - 2m3 - 5e uur
Bijwoordelijke bepaling
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

do. 13 jan. - 2m3 - 5e uur
Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

Scripts & filmpjes
  • Complimenten voor alle ingeleverde scripts en filmpjes. Ik heb ervan genoten!
  • Niets ingeleverd door:
  • --> groepje 2: Splinter, Tasawer, Len
  • --> groepje 3: Ezra
  • --> groepje 6: Joost, Rick, Jonah, Adem

Slide 2 - Slide

Scripts & filmpjes
  • Morgen, donderdag (13/1), om 17.00 uur is het uiterste inlevermoment voor scripts en filmpjes. 
  • Alles wat 17.01 uur of later is ingeleverd wordt beoordeeld met het cijfer 1 waarover ouders worden gemaild door meneer Van Poelgeest.
  • Scripts en filmpjes die na de kerstvakantie zijn ingeleverd, dus na zondag 9/1 - 23.59 uur, krijgen maximaal het cijfer 6.

Slide 3 - Slide

Doel van de les
Je kunt naast pv, ow, wg, lv en mv nu ook bijwoordelijke bepalingen (bwb) in een zin vinden.

Slide 4 - Slide

Programma deze les
  • Herhalen stappenplan + ow + wg + lv + mv + bwb
  • Bespreken opdr. 5 blz. 133
  • Klassikaal en zelfstandig oefenen met zinnen ontleden

Slide 5 - Slide

Stappenplan ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) 
  2. Verdeel de zin in zinsdelen
  3. Zoek het onderwerp (ow)
  4. Benoem het werkwoordelijk gezegde (wg)
  5. Zoek het lijdend voorwerp (lv) 
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (mv)
  7. Zoek de bijwoordelijke bepalingen (bwb)
Ik geef oma een grote bos bloemen voor haar verjaardag.
                      

Slide 6 - Slide

Theorie

gezegde: alle werkwoorden uit de zin

onderwerp: wie (wat) + gezegde?

lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp?


meewerkend voorwerp: aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 7 - Slide

aan het en te direct vóór het ww horen bij het wg
  • Zij is buiten aan het voetballen.   wg = is aan het voetballen
  • De baby is aan het huilen.   wg = is aan het huilen
  • maar: In de trein zit ik het liefst aan het gangpad.  wg = zit

  • Hij staat daar te kletsen met Rob.   wg = staat te kletsen 
  • Oma zit te breien op de bank.   wg = zit te breien
  • maar: Ik vind dat cadeau veel te duur.   wg = vind

Slide 8 - Slide

Meewerkend voorwerp

  • Aan / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
  • Check daarna of je aan of voor kunt weglaten of toevoegen. Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen.


Slide 9 - Slide

Bijwoordelijke bepaling bwb
  • Een bijwoordelijke bepaling (bwb) 
  • --> geeft antwoord op vragen als: Waar? Wanneer? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Van wie? Hoe?
  • Zo vind je bijwoordelijke bepalingen (bwb's)
  • --> Noteer pv, ow en wg.
  • --> Zoek naar het lv en mv (als die er zijn).
  • --> De zinsdelen die hierna nog over zijn, zijn bwb = 'restgroep'
  • Soms staan er nul bwb's in een zin, soms is het er één, soms zijn het er meerdere.

Slide 10 - Slide

Bespreken opdr. 5 blz. 133
  1. In de vakantie gaan we alle Star Wars-films opnieuw bekijken.
  2. Het beroep postbode zal in de toekomst waarschijnlijk verdwijnen.
  3. Door de digitale media kunnen we overal berichten versturen.
  4. Dankbaar gaf mevrouw Bertram Marina een zoen op haar wang.
  5. Volgens trendwatchers besturen robots in 2025 onze auto's.
  6. De bezoekers van deze sportschool fitnessen vooral voor hun plezier. 

Slide 11 - Slide

Zelfstandig werken
Ga naar NN online --> Planning --> Voorbereiding gpw2 - 13/1 
Maak alle opdrachten.
Werk zorgvuldig en stel vragen als je die hebt.

Slide 12 - Slide