V4 - Literatuur cursus 2

Cursus 2: het lezen van verhalen
  • waarover wordt verteld? 
  • hoe wordt verteld? 
  • wie vertelt? 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Cursus 2: het lezen van verhalen
  • waarover wordt verteld? 
  • hoe wordt verteld? 
  • wie vertelt? 

Slide 1 - Slide

manier van werken
Jullie moeten de theorie uit het theorieboek kennen, maar vooral kunnen toepassen tijdens het lezen van teksten.  Daarom gaan we tijdens de les veel zelf analyseren. We doen dat aan de hand van fragmenten uit het boek Het diner van Herman Koch. Je mag dit boek ook op je leeslijst zetten! 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

2.1 Waarover wordt verteld? 
Gebeurtenissen 
Je kan verbanden leggen tussen gebeurtenissen. Ze kunnen chronologisch of niet-chronologisch verteld worden. 


Slide 4 - Slide

2.1 Waarover wordt verteld? 
Personages 
  • Hoofdpersoon: doel, ontwikkeling 
  • Bijpersonen: helper of tegenstander 

Personages leren kennen
  • Directe manier
  • Indirecte manier 
  • Analogie 

Slide 5 - Slide

2.1 Waarover wordt verteld? 
Reageren op personages 
  • psychologisch 
  • maatschappelijk/ethisch
  • normen en waarden
  • identificeren 

Slide 6 - Slide

2.1 Waarover wordt verteld? 
Setting = de tijdruimtelijke situering (tijd en ruimte) 

Tijd = de historische tijd (wanneer speelt het verhaal zich af) 
Ruimte = de omgeving waar het verhaal zich afspeelt

Slide 7 - Slide

2.2 Hoe wordt verteld? 
  • tijd 
  • volgorde
  • motieven
  • verhaallijnen

Slide 8 - Slide

2.2 Hoe wordt verteld? 
Verteltijd = De tijd die je nodig hebt om te lezen (in minuten, of aantal bladzijdes).
Vertelde tijd = De tijd die de gebeurtenissen in beslag nemen.

Bedenk: als de verteltijd kort is (1 bladzijde) en de vertelde tijd lang (2 jaar), dan wordt het verhaal dus heel snel verteld. Is de verteltijd lang (100 bladzijdes) en de vertelde tijd kort (2 dagen), dan wordt het verhaal vertraagd. Er zijn van vaak veel details. Bij een scene zijn verteltijd en vertelde tijd ongeveer even lang. 

Slide 9 - Slide

2.2 Hoe wordt verteld? 
Volgorde:
  • chronologisch
  • niet-chronologisch

Niet-chronologisch ontstaat door:
  • vooruitwijzingen
  • terugverwijzingen (bijzondere vorm: flashback = personage beleeft het verleden weer 'echt')


Slide 10 - Slide

2.2 Hoe wordt verteld? 
Motieven zijn betekenisvolle herhalingen in een verhaal. Om de 'diepere lagen' van het verhaal te begrijpen, heb je die motieven nodig.
  • verhaalmotief = terugkerende situaties, waarnemingen, opvattingen, gebeurtenissen of gevoelens. Bijvoorbeeld: eenzaamheid
  • leidmotief = herhaling van een bepaald woord of concreet voorwerp. Bijvoorbeeld: een kapotte stoel 

Slide 11 - Slide

2.2 Hoe wordt verteld? 
Verhaallijnen = samenhangende reeks van gebeurtenissen. Literatuur heeft vaak meerdere verhaallijnen, die op een manier met elkaar verbonden zijn. 

Slide 12 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
  • schrijver en verteller
  • vertelinstanties 
  • focalisatie 

Slide 13 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
In een verhaal wordt op een bepaalde manier een geschiedenis verteld. Er is daarbij een verschil tussen vertellen en waarnemen. 

Elk verhaal heeft een schrijver en een verteller. De schrijver bestaat in de werkelijkheid en de verteller alleen in de verhaalwerkelijkheid. Schrijver en verteller zijn nooit hetzelfde.

Slide 14 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
Vertelinstanties = wie vertelt het verhaal? 
Drie soorten: 
  • ik-vertelinstantie
  • personale vertelinstantie
  • auctoriale vertelinstantie 

Slide 15 - Slide

2.3 Wie vertelt? 

Slide 16 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
Al die tijd had Doktor Hoppe dezelfde routine aangehouden
en driemaal per week zijn ronde gemaakt. Zijn kinderen had hij dan nooit bij zich. Niemand had ze zelfs nog gezien of gehoord, niet van ver door de ramen, en evenmin in de tuin, terwijl verschillende dorpelingen toch  geregeld door de meidoornhaag
hadden gegluurd. Sommigen begonnen zich dan ook af te vragen of lange Meekers dingen had verzonnen en in steeds meer huiskamers werd er voorzichtig geopperd dat de dokter misschien een kans zou moeten krijgen. Toch was er niemand die het initiatief durfde te nemen en het was pas op een zondag in mei 1985, weliswaar niet geheel uit vrije wil.

Slide 17 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
Al die tijd had Doktor Hoppe dezelfde routine aangehouden
en driemaal per week zijn ronde gemaakt. Zijn kinderen had hij dan nooit bij zich. Niemand had ze zelfs nog gezien of gehoord, niet van ver door de ramen, en evenmin in de tuin, terwijl verschillende dorpelingen toch  geregeld door de meidoornhaag
hadden gegluurd. Sommigen begonnen zich dan ook af te vragen of lange Meekers dingen had verzonnen en in steeds meer huiskamers werd er voorzichtig geopperd dat de dokter misschien een kans zou moeten krijgen. Toch was er niemand die het initiatief durfde te nemen en het was pas op een zondag in mei 1985, weliswaar niet geheel uit vrije wil.

Slide 18 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
Vertelinstanties kunnen betrouwbaar of onbetrouwbaar zijn. Dat moet je als lezer zelf bepalen. Je moet daarom actief lezen.

Voorbeeld: in Hersenschimmen blijkt de verteller van het verhaal dementie te hebben. Hoe betrouwbaar zijn zijn waarnemingen dan nog? 

Slide 19 - Slide

2.3 Wie vertelt? 
focalisatie = wie neemt waar? 

De focalisatie kan ook bij de verteller liggen of bij meerdere personages. 

Slide 20 - Slide

Opdracht: 
Lees hoofdstuk 3 tot 6. Noteer en bewijs: vertelinstantie, focalisatie en betrouwbaarheid personage. Bespreek in je groepje wat je tot nu toe van het verhaal vindt. 

Slide 21 - Slide

2.4 Aanwijzingen van de schrijver
Je probeert als lezer de titel te begrijpen: je geeft een titelverklaring. Let op dat titels letterlijk en figuurlijk gebruikt kunnen worden.

Soms heeft een verhaal een ondertitel. Je kan je daardoor als lezer laten leiden. 

Het motto is vaak een citaat uit een ander literair werk dat aan het verhaal vooraf gaat. Deze motto's fungeren als leesaanwijzingen: ze verwijzen vaak naar de thematiek in het boek. 

Slide 22 - Slide

Oefenen: 
Opdracht 3, 4 en 5 (vanaf bladzijde 22) 

Slide 23 - Slide

Volgende week: 
Oefentoetsje om cursus 1 en 2 af te sluiten. Je krijgt maandag een aantal pagina's uit Het Diner om te lezen. Deze neem je mee tijdens de oefentoets op dinsdag. De vragen gaan deels over dat boek en deels over andere fragmenten. 

Slide 24 - Slide