Woordsoorten 2.7

Woordsoorten
Bij grammatica kun ook de losse woorden in de zin benoemen. Ieder los woord hoort bij een woordsoort.
Je leert dit jaar 8 woordsoorten.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten
Bij grammatica kun ook de losse woorden in de zin benoemen. Ieder los woord hoort bij een woordsoort.
Je leert dit jaar 8 woordsoorten.

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten ken je?

Slide 2 - Mind map

Zelfstandig oefenen met de woordsoorten van §2.7, §4.7, §5.7
  • lidwoord (lw)
  • zelfstandig naamwoord (zn)
  • bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • werkwoord (ww)
  • voorzetsel (vz)
  • telwoord (tw)
  • persoonlijk voornaamwoord (psv)
  • bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 3 - Slide

Woordsoorten §2.7

Slide 4 - Slide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 
de, het, een.

De en het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.




Slide 5 - Slide

Wat is het bepaald lidwoord of wat zijn de bepaalde lidwoorden?
A
een
B
de
C
de, het
D
een, de

Slide 6 - Quiz

Zelfstandig naamwoord
Mensen (tante, arts, ...)
Dieren (hond, vlinder, ...)
Planten (klimop, den, ...)
Dingen (tafel, vaas, ...)
Begrippen (liefde, hoop, ...)
Eigennamen (Audi, Tim, Rome, ...)

Slide 7 - Slide

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord?

  • Je kunt er een lidwoord (de-het-een) voor zetten
  • Je kunt het meestal in het meervoud zetten
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken

                        appel: de appel - appels - appeltje

Slide 8 - Slide

Sleep de woorden naar het juiste vak
mensen
dieren
planten
dingen
begrippen
eigennamen
talent
kat
stoel
Roos
Ameland
roos
oom
gymschoen
wiskundeleraar
lieveheersbeestje
tegenslag
kastanjeboom

Slide 9 - Drag question


Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?
A
Paard, hond, lopen
B
laptop, bijna, boekenkast
C
school, gemeen, huiswerk
D
tante, Nike, stoffer

Slide 10 - Quiz


Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
verdriet
B
grond
C
rommelig
D
batterij

Slide 11 - Quiz

Ik weet nu wat een zelfstandig naamwoord is
Ja
Een beetje
Nee

Slide 12 - Poll

Werkwoord
Het hele werkwoord wordt infinitief genoemd.

Een werkwoord kun je ook vervoegen, dan verandert het van vorm: hij praat, jij rent, wij vlogen, ik heb gefietst.

Slide 13 - Slide

Werkwoord
De meeste werkwoorden drukken een handeling uit: praten, vertrekken, zwaaien. Dit zijn echte doe-woorden.
Andere werkwoorden drukken een gebeurtenis uit:
staan, blijven, regenen

Slide 14 - Slide

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede 
verhuizen
willen 
zijn
 hond
goederen 
houden 
is
gebouwd
schrijfwerk 

Slide 15 - Drag question

Ik weet nu wat een werkwoord is
Ja
Een beetje
Nee

Slide 16 - Poll

Volgende les
De volgende les gaat over bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel en telwoord

Slide 17 - Slide

Ik heb nu al zin in de volgende les
Ja
Een beetje
Nee

Slide 18 - Poll