Lezen H4 en H5 talent

Welkom klas 3!
timer
10:00
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom klas 3!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Planning
- Lezen
- Uitleg
- Aan de slag 

Slide 2 - Slide

Periode 4
- Spelling (h4 en h5)
- Fictie 
- Leesvaardigheid (h4 en h5)

Slide 3 - Slide

Belangrijkste tekstdoel reclame

Slide 4 - Mind map

Commerciële reclame

De meeste reclame die je tegenkomt is commercieel.

Commerciële reclame heeft als doel je over te halen iets te kopen.
Ideële reclame

Maar reclame kan ook ideeël zijn.

Ideële reclame heeft een maatschappelijk doel: het gedrag/houding of de opvattingen van mensen veranderen.

Slide 5 - Slide

Ideële of commerciële reclame? 

Slide 6 - Slide


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 7 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 8 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 9 - Quiz


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 10 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 11 - Quiz


A
Ideële reclame
B
commerciële reclame

Slide 12 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 13 - Quiz


A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Weektaak
Leer de stof van lezen H4.3 en H5.3
Maak de opgaven van hoofdstuk 4.3: 2, 3, 5, 6, 7 en 11 en 12

NEWIEN
Extra uitleg over H4.3 en H5.3 en tijd om opgaven te maken van de weektaak


Slide 15 - Slide

Welkom klas 3!
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Wat is ideële reclame?

Slide 17 - Open question

Begrippen 4.3
  • Reclame
  • Lay-out
  • Activeren
  • Commerciële reclame: als doel meer van een product te verkopen of de naamsbekendheid van een product te vergroten
  • Ideële reclame: hierbij wordt geprobeerd het gedrag en de houding van mensen te veranderen ten opzichte van een bepaalde zaak, probeert mensen aan het denken te zetten over maatschappelijke onderwerpen


Slide 18 - Slide

4.3 lezen
IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • het verschil tussen commerciele en ideele reclame;
  • de functie van beeld en opmaak in reclames herkennen;
  • wat een column is

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

En wat nog meer?
  • Leestekst op internet: nieuwsoverzicht, informatieve website, blog en verkoopsites 4.3
  • 4 tekstdoelen
  • Functies inleiding en slot
  • Tekstverbanden met signaalwoorden leren (blz. 248 in je boek!)
  • subjectief/objectief (herhaling hoofdstuk 3)




Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is een voorbeeld van een tekstdoel bij het vak Nederlands?
A
Een krant
B
Dat je veel leert in een tekst
C
Activeren
D
Opsommend

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wat betekent subjectieve informatie?

Slide 25 - Open question

Subjectief vs objectief
objectief, objectiviteit = op feiten gebaseerd
iemand wordt niet beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel
subjectief, subjectiviteit = op eigen mening gebaseerd
iemand wordt beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel (partijdig, bevooroordeeld)


Slide 26 - Slide

Beeld en opmaak
Beeld en opmaak / lay-out = de manier waarop de tekst is vormgegeven.
Doel = tekst aantrekkelijk maken voor de lezer

Opmaak = alles wat de schrijver met de uiterlijke vorm van de tekst doet
Bijvoorbeeld: tekstverdeling, lettertype, lettergrootte, kleur, enz.

Beeld = de keuze van de plaatjes bij de tekst
Functies: aandacht trekken / als illustratie / voorbeeld / extra informatie 

Slide 27 - Slide

Tekststructuren:
• tekst met verklaringsstructuur: een tekst die een verschijnsel toelicht (oorzaken, gevolgen, verklaringen);
• tekst met voor- en nadelenstructuur: een tekst die de voor- en nadelen van een bepaald onderwerp bespreekt;
• tekst met probleem-oplossingsstructuur: een tekst die een probleem aan de orde stelt en een of meer oplossingen bespreekt

Slide 28 - Slide

vragen stellen
Om te weten met welke tekststructuur je te maken hebt kun je vragen stellen.
Bij elke tekststructuur kun je specifieke vragen stellen

Kijk in je boek op blz. 107

Slide 29 - Slide

Verklaringsstructuur


• Welk verschijnsel wordt behandeld?
Voorbeeld: het stranden van walvissen voor de kust van Australië
• Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?
• Welke verklaring is het belangrijkst/waarschijnlijkst?

Slide 30 - Slide

voor- en nadelenstructuur
• Wat wordt beoordeeld?
Voorbeeld: de coronavirus-app
• Wat zijn de voordelen van gebruik? Wat zijn de nadelen?
• Wat is de conclusie?

Slide 31 - Slide

probleem-oplossingsstructuur
• Wat is het probleem?
Voorbeeld: beschadigingen aan fietsen in de
fietsenstalling op school
• Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?
• Welke oplossing(en) noemt de tekst?

Slide 32 - Slide

Soorten vragen

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Voorbeeld

Slide 35 - Slide

Tekstverbanden, blz. 178

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Feedback voor de docent (anoniem!)

Slide 38 - Open question

Huiswerk volgende les

Slide 39 - Slide