3.3 Moleculaire stoffen Les 3 en les 4

3.3 Moleculaire stoffen, Les 3
1 / 41
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 Moleculaire stoffen, Les 3

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
• Je kunt de naam van een moleculaire stof bepalen vanuit de molecuulformule en andersom.
• Je kunt uitleggen hoe atomen een atoombinding vormen door elektronen te delen.


Slide 2 - Slide

Planning
Bespreken van de exit ticket van vorige les
Terugblik door de leerling over huiswerk
Instructie paragraaf 3.3, deel 1
Lessonup vragen
Afsluiting

Slide 3 - Slide

Vorige les: Exit ticket
                                                                                      Wat ging goed?
                                                               Waar is nog aandacht voor nodig?
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken en bespreken
Kijk de gemaakte opdrachten na.
Par. 3.2: 13, 16, 17, 19 en 22.
Omcirkel de opdrachten die je fout had.
Ga na met je buurjongen/buurmeisje wat er niet goed ging en of je het nu wel begrijpt.
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Leerling aan het woord
Noem een aantal kenmerken van een moleculaire stof.
Wat viel je op bij het huiswerk? 
Is er behoefte aan klassikaal uitleg?

Slide 6 - Slide

Eigenschappen van moleculaire stoffen
Moleculaire stoffen bevatten alleen niet-metaal atoomsoorten. 

Moleculaire stoffen geleiden geen stroom. 

Moleculaire stoffen hebben meestal een laag kookpunt en smeltpunt. 

 

Slide 7 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen 

            - 


Formule - triviale naam - systematische naam
H2O             water                   diwaterstofmono-oxide
CO            koolzuur             koolstofdioxide
(Mono gebruik je vanaf het tweede atoom, niet voor het eerste)





- spa blauw: water zonder koolzuur (prik)
- spa rood: water met koolzuur (prik)

Slide 8 - Slide

Naamgeving moleculaire stoffen
Naam eerste atoom  + naam tweede atoom  EN rekening houden met aantal atomen! Het aantal krijgt een numerieke voorvoegsel:
1 = mono                                                            VOORBEELD:
2 = di                                                                    P2O5         P = fosfor, is er 2x dus di
3 = tri                                                                                        O = oxide, is er 5x dus penta
4 = tetra                                                                dus: difosforpentaoxide
5 = penta
6 = hexa                              LET OP: O = oxide (ipv zuurstof), S = sulfide (ipv zwavel)

Slide 9 - Slide



heet:
A
koolstoftetrachloor
B
koolstoftetrachloride
C
koolstof(IV)chloor
D
methaan

Slide 10 - Quiz

Geef de formule van volgende stof:
a. distikstoftetraoxide
b. fosfortrichloride

Slide 11 - Open question

Antwoorden
a. 
b.
N2O4
PCl3

Slide 12 - Slide

3 type bindingen (terugblik)
Metaal binding                     ion binding                 covalente binding          

Slide 13 - Slide

Atoombinding = covalente binding
Een covalente binding leidt tot het vormen van een molecuul.
Denk aan de valentie elktronen, par. 2.2!

Slide 14 - Slide

Atoombinding = covalente binding
Andere voorbeeld: de binding tussen de chlooratomen in 
Cl2
Octetregel:
Atomen streven ernaar een volle buitenste elektronenschil te hebben, meestal acht elektronen (octetregel). Hiermee wordt een stabielere toestand bereikt.
Waterstof vormt een uitzondering en streeft naar twee elektronen.
EDELGASCONFIGURATIE

Slide 15 - Slide

Covalente binding

Slide 16 - Slide

Ter afsluiting: 

Ga zitten in groepjes van 4.
Neem met elkaar de opdracht door, zie het werkblad.
Ga aan de slag!(je hebt 10 minuten)
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Antwoord:

Slide 18 - Slide

Afsluiting
Wil je aub het feedbackformulier invullen?
Dank!

Volgende les: we gaan verder met par. 3.3, als huiswerk:
Maak opdrachten: 26, 27 en 29.

Slide 19 - Slide

3.3 Moleculaire stoffen, Les 4

Slide 20 - Slide

Leerdoelen
• Je kunt uitleggen wat covalentie betekent en hoe het aantal bindingen van een atoom daarmee samenhangt.
• Je kunt de covalentie van een atoomsoort bepalen met behulp van het periodiek systeem.
• Je kunt de structuurformule van een molecuul tekenen op basis van de molecuulformule en covalenties.

Slide 21 - Slide

Planning
Terugblik vorige les
Huiswerk nakijken (bespreken)
Instructie over covalentie/ tekenopdracht
Afsluiting!

Slide 22 - Slide

Wat is de systematische naam van
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 23 - Quiz

Wat is de systematische naam van
S2O2
A
Dizwaveldioxide
B
Dizwaveldizuurstof
C
Zwaveldioxide
D
Zwavelzuurstof

Slide 24 - Quiz

Wat is de formule van dichloortrioxide?
A
Cl2O
B
Cl2O2
C
Cl2O4
D
Cl2O3

Slide 25 - Quiz

Huiswerk!
- Leerling gaat het op het bord vraag 29 uitleggen aan de klas
Vragen: 26 en 27 worden zelfstandig nagekeken

timer
10:00

Slide 26 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat is de covalentie van de H- atoom en de O- atoom?
O-atoom
H-atoom

Slide 27 - Slide

Atoombinding = covalente binding
In een molecuultekening geef je de atoombinding of covalente binding (elektronenpaar) weer met een streepje.
Covalente binding

Slide 28 - Slide

Wat is de covalentie van koolstof?
Koolstof = zwart bolletje

Slide 29 - Slide

Covalentie
Covalentie: het aantal atoombindingen dat een atoom kan vormen om de edelgasconfiguratie te verkrijgen.
Covalentie
Elementen
1
H, F, Cl, Br, I
2
O, S, Se
3
N, P
4
C, Si

Slide 30 - Slide

Covalentie (periodiek systeem)

Slide 31 - Slide

Ezelsbruggetje Covalentie
H     covalentie 1

O     covalentie 2

N    covalentie 3

C     covalentie 4

Slide 32 - Slide

Wat is de covalentie?
A
Hoeveel bindingen een atoom aangaat
B
De lading die het ion krijgt
C
Het aantal schillen van het atoom
D
Het aantal elektronen in de buitenste schil

Slide 33 - Quiz

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quiz

Wat is de covalentie van silicium?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz

Wat is de covalentie van koolstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 36 - Quiz

Tekenopdracht
Je krijgt een tekenblad.
Hierop moet je een aantal structuurformules tekenen.
timer
10:00

Slide 37 - Slide

Antwoord:
- De leerlingen die door de spinner worden gekozen komen naar voren en tekenen de structuurformule op het bord.

timer
5:00

Slide 38 - Slide

Antwoord:

Slide 39 - Slide

Aan de slag!
Maak 3.3 opdrachten 30, 37, 38.

Huiswerk: Afmaken bovengenoemde opdrachten en maken: 39, 40.

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide