Verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden

Slide 2 - Slide

hem - het - hij - zij
Iris was nog maar een klein meisje toen ... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.

Slide 3 - Open question

hem - het - hij - zij
De hond van de buren is heel lief en vrolijk, ze kunnen ... dus makkelijk alleen laten met hun kinderen.

Slide 4 - Open question

hem - het - hij - zij
Kinderen klimmen graag in bomen; ... vinden het leuk om de wereld van bovenaf te bekijken.

Slide 5 - Open question

hem - het - hij - zij
Maarten heeft een briljante oplossing bedacht. ... is echt heel slim.

Slide 6 - Open question

hem - het - hij - zij
Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ... gelijkstaat aan een vingerafdruk.

Slide 7 - Open question

hem - het - hij - zij
Paul heeft maar één droom: ... wil wereldkampioen surfen worden.

Slide 8 - Open question

Let op!
Waarmee, waarvoor, waarop, waartegen, waarnaast
Gebruik je bij dieren of dingen

Met wie, voor wie, op wie, tegen wie, naast wie
Gebruik je bij mensen

Slide 9 - Slide

Is dat het meisje ... jij gisteren je mobiel uitleende?
A
aan wie
B
waaraan

Slide 10 - Quiz

Dat is mijn oom ... mijn vader graag klaverjast.
A
waarmee
B
met wie

Slide 11 - Quiz

De vriendin ... ik naar de stad zou gaan, heeft net afgebeld.
A
met wie
B
waarmee

Slide 12 - Quiz

Saartje is de pup van Dirk ... hij veel werk heeft.
A
waaraan
B
aan wat

Slide 13 - Quiz

Daar hangt de poster van ... boek.
... heeft een prijs gewonnen.
A
dat en hij
B
dat en het
C
die en hij
D
die en het

Slide 14 - Quiz