11-1: Voegwoorden

Welkom!
Neem blz. 120 voor je 
(bij mij 126)
en begin met het lezen van de groene theorie.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom!
Neem blz. 120 voor je 
(bij mij 126)
en begin met het lezen van de groene theorie.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt nevenschikkende voegwoorden en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

voegwoord; nevenschikkend en onderschikkend
Voegwoorden verbinden woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar.
Twee soorten:

Nevenschikkend (ns. vgw)
Onderschikkend (os. vgw)

Slide 3 - Slide

nevenschikkend voegwoord
Voorbeelden van ns voegwoorden: dus, en, maar, of, want

ns voegwoorden verbinden:
1- twee hoofdzinnen (Ik ging naar de bakker en ik kocht een brood)
2- twee bijzinnen van hetzelfde niveau (Ik zorg ervoor dat ik gezond eet en dat ik voldoende lichaamsbeweging heb)
3- twee woorden of woordgroepen: groot of klein (de grote man en het kleine kind)

Slide 4 - Slide

onderschikkend voegwoord
Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden: dat, toen, aangezien, als, doordat, hoewel, mits, nadat, voordat, of, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, zodat, zodra.
os voegwoorden verbinden:
1- een hoofdzin en een bijzin
2- een bijzin met een bijzin van een lager niveau (= bijzin van bijzin)
Wat jij dacht, wat ik deed, was niet helemaal terecht
{(bz <bz) hz}  < = bijzin van lager niveau

Slide 5 - Slide

Wat is geen onderschikkend voegwoord?
A
als
B
dat
C
want
D
omdat

Slide 6 - Quiz

Terwijl de brand woedde, lag de man rustig te slapen
In deze zin is "terwijl" een:
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 7 - Quiz

Ik weet niet of ik voldoende brood in huis heb
In deze zin is "of " een:
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 8 - Quiz

Gaan we dit jaar naar Italië of naar Spanje?
In deze zin is "of " een:
A
onderschikkend voegwoord
B
nevenschikkend voegwoord

Slide 9 - Quiz

Maken/huiswerk
Blz. 120: Opdracht 1 t/m 3.

Slide 10 - Slide