Les 3 - Strafbepalingen en vermogensdelicten

Les 3 - Strafbepalingen en vermogensdelicten
Keuzedeel Strafrecht
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les 3 - Strafbepalingen en vermogensdelicten
Keuzedeel Strafrecht

Slide 1 - Slide

We behandelen vandaag:
  • Wetboek van strafrecht
  • Strafbepalingen
  • Wederrechtelijkheid en schuld
  • Verschillende vormen van opzet
  • (Soorten vermogensdelicten)

Slide 2 - Slide

Vorige week: 
Wetboek van Strafrecht:
  • Wanneer strafrecht van toepassing
  • Overtreding - misdrijf

Slide 3 - Slide

H3: Strafbepalingen
  • Een wetsartikel waarin gedrag strafbaar wordt gesteld, heet een strafbepaling.
  • Strafbepalingen zijn o.a. te vinden in boek 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht.
  • Ze zijn ook te vinden in lagere wetten zoals algemene maatregelen van bestuur en gemeentelijke/provinciale verordeningen. 

Slide 4 - Slide

Opbouw van een strafbepaling
Een strafbepaling bestaat uit drie onderdelen:

  1. Delictsomschrijving: de beschrijving van het verboden gedrag.
  2. Kwalificatie: de juridische naam voor het strafbare gedrag.
  3. Sanctienorm: de maximale straf die de rechter voor het verboden gedrag mag opleggen. 

Slide 5 - Slide

Zoek artikel 310 Sr op in jouw wettenbundel.

Welk onderdeel van art. 310 Sr bevat de delictsomschrijving?
A
'Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen...'
B
'...diefstal...'
C
'...gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.'

Slide 6 - Quiz

Zoek artikel 310 Sr op in jouw wettenbundel.

Welk onderdeel van art. 310 Sr bevat de sanctienorm?
A
'Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen...'
B
'...diefstal...'
C
'...gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.'

Slide 7 - Quiz

Zoek artikel 310 Sr op in jouw wettenbundel.

Welk onderdeel van art. 310 Sr bevat de kwalificatie?
A
'Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen...'
B
'...diefstal...'
C
'...gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.'

Slide 8 - Quiz

De onderdelen van de delictsomschrijving
Meestal bestaat de beschrijving van het strafbare gedrag (de delictsomschrijving) uit verschillende bestanddelen.


Pas wanneer iemand met zijn gedrag voldoet aan ALLE bestanddelen die zijn opgenomen in de delictsomschrijving, kan diegene daarvoor gestraft worden. 
Voorbeeld, op de volgende sheet!

Slide 9 - Slide

Delictsomschrijving art. 310 Sr
''Hij die enig goed (1) dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort (2) wegneemt (3), met het oogmerk (4) om het zich wederrechtelijk (5) toe te eigenen (6)...''


Om een verdachte uiteindelijk te kunnen veroordelen moet dus worden aangetoond dat aan alle 6 de bestanddelen is voldaan.  

Slide 10 - Slide

Daan vindt op straat een IPhone. Hij steekt deze in zijn zak, met de intentie om deze telefoon voor zichzelf te houden. Is hier sprake van diefstal (art. 310 Sr)?
A
Ja, aan alle bestanddelen van de delictsomschrijving is voldaan.
B
Nee, het gaat hier niet om een IPhone die aan een ander toebehoort.
C
Nee, Daan heeft de telefoon niet weggenomen, maar gevonden.
D
Nee, Daan is niet van plan om zich de telefoon toe te eigenen.

Slide 11 - Quiz

Wederrechtelijkheid en schuld
Ook wanneer is aangetoond dat aan alle bestanddelen is voldaan van de delictsomschrijving, kan de dader niet zomaar worden gestraft. Er moet tevens sprake zijn van:

  • Wederrechtelijkheid; en
  • Schuld 

Slide 12 - Slide

Wederrechtelijkheid
Met wederrechtelijkheid wordt bedoeld: 'In strijd met het recht'.


Wanneer een dokter bij een patiënt een injectie zet, dan is dit in principe mishandeling (art. 300 Sr), maar geen strafbaar feit. 

Slide 13 - Slide

Schuld en verwijtbaarheid
Schuld in ruime zin: Hier valt iedere vorm van verwijtbaarheid onder, ongeacht of er sprake is van opzet of niet.


Schuld in enge zin: Als er géén sprake is van opzet, maar de daad wel verwijtbaar is (omdat de dader zeer slordig of onoplettend is geweest).

Slide 14 - Slide

Soorten opzet:
Opzet als als oogmerk: de dader handelt met de bedoeling om een bepaald (strafbaar) feit te plegen. >> Bijv. iemand opzettelijk neerschieten door met pistool op de borst te richten.


Voorwaardelijke opzet: de dader neemt (bewust) het risico dat zijn daad een bepaald gevolg zal hebben en dat gevolg neemt hij op de koop toe. >> Bijv. rijden zonder rijbewijs. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Een man heeft met de bedoeling om een andere man om het leven te brengen in een taart een dodelijke hoeveelheid arseen gestopt en deze taart naar de man opgestuurd. De taart wordt echter niet door de man, maar door zijn vrouw opgegeten. De vrouw overlijdt. Is er hier sprake van opzet op haar dood?
A
Nee, geen opzet want niet zijn bedoeling haar te doden
B
Ja, want met zijn actie risico op dit gevolg op de koop toegenomen

Slide 17 - Quiz

Is het risico met de daad (het gif in de taart) op het gevolg (de dood van de vrouw) op de koop toenemen nu opzet als oogmerk of voorwaardelijk opzet?
A
Oogmerk
B
Voorwaardelijk opzet

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Opdrachten
Maak nu opdrachten 6, 7 en 10 van hoofdstuk 3

Slide 20 - Slide

Een man was met een vriend in zijn Porsche gestapt nadat hij in een kroeg meerdere glazen bier had gedronken. De man reed ongeveer 120 kilometer per uur op een weg waar maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan en deed hierbij enkele gevaarlijke inhaalmanoeuvres. Als de man een volgende inhaalmanoeuvre wil doen, gaat het echter mis. De Porsche botst frontaal op een tegenligger. De vier inzittenden van de tegenligger en de vriend van de man komen allen om het leven. Opzet of schuld?
A
Opzet, want kiest ervoor bewust zeer gevaarlijk te rijden in te halen met de dood als gevolg
B
Alleen schuld, want weliswaar heel onvoorzichtig, maar niet bewust het risico op de dood genomen

Slide 21 - Quiz

Geen opzet maar schuld!
De Hoge Raad stelt dat de man door zijn handelwijze ook zelf een aanmerkelijke kans had om te komen te overlijden. Naar ervaringsregels is het niet waarschijnlijk dat een verdachte de aanmerkelijke kans op een frontale botsing, met de kans dat hij zelf zou komen te overlijden, op de koop toe neemt. Daarnaast heeft de man meerdere malen de inhaalmanoeuvres afgebroken, kennelijk om de botsing te vermijden. De man heeft de fatale inhaalmanoeuvre niet afgebroken, waaruit blijkt dat hij er kennelijk van uitging dat deze inhaalslag niet tot een botsing zou leiden.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Het supermarktdrama dossier
We gaan nu met de praktijk aan de slag!
In je mail/op canvas tref je het supermarktdrama-dossier aan. Neem deze erbij!

Slide 24 - Slide

Leerdoel Strafrecht
In leerjaar 1 hebben jullie de basis van ons strafrecht geleerd, nu gaan we hiermee aan de slag met een echt strafdossier en gaan we dieper in op een aantal onderdelen van het strafrecht.
Doen:
  • Strafdossier uitpluizen
  • Opdrachten behorende bij het strafdossier maken aan de hand van de theorie uit de les
Leren:
  • Hoe zit een stafdossier in elkaar?
  • Hoe moet je een strafdossier lezen?
  • Waar moet je op letten bij de voorbereiding van een strafzitting?
  • Hoe kom je uiteindelijk tot een beslissing?

Slide 25 - Slide

Het strafdossier
Vandaag gaan jullie kennis maken met een strafdossier. Dit gaan we vandaag allereerst doen door de opbouw van een strafdossier te bekijken

Slide 26 - Slide

Jullie strafdossier bestaat eigenlijk uit 4 onderdelen en wel de volgende:
Het procesdossier;
Het voegingsformulier benadeelde;
de dagvaarding;
Het uittreksel justitiële documentatie.
Kijk naar het dossier en geef aan waar de dagvaarding begint.

Slide 27 - Open question

Welke informatie vindt de verdachte in de dagvaarding?

Slide 28 - Open question

Welk goed heeft de verdachte volgens het 1e ten laste legging feit vernield?

Slide 29 - Open question

Gaat het bij de ten laste legging feiten om schuld of opzet? Geef aan waaruit dit blijkt?

Slide 30 - Open question

De andere drie onderdelen van het dossier

Slide 31 - Slide

In welk van de 4 onderdelen van het dossier zal de rechter het bewijs moeten vinden voor de ten laste legging feiten?
A
Dagvaarding
B
Uittreksel justitiële documentatie
C
Procesdossier
D
Voegingsformulier benadeelde

Slide 32 - Quiz

Wat is nu eigenlijk het voegingsformulier benadeelde en is dit altijd onderdeel van een strafdossier?

Slide 33 - Open question

Wat is het belang van het uittreksel justitiële documentatie voor de strafzaak?

Slide 34 - Open question

Vermogensdelicten
Vermogensdelicten zijn delicten waarbij de dader zich geld of goederen uit het vermogen van het slachtoffer toe-eigent.


Het bekendste vermogensdelict is diefstal (art. 310 Sr), dat eerder deze les al uitgebreid aan bod is gekomen. 

Slide 35 - Slide

Diefstal met braak (art. 311 Sr) of geweld(art. 312 Sr)
De dief krijgt meer straf (strafverzwaring) als er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de diefstal is gepleegd.
Art. 311 Sr: met braak
  • Bijv. Twee mannen breken in de nacht in en stelen een iMac uit het huis.
Art. 312 Sr: met geweld
  • Bijv. Een man slaat een oud vrouwtje en pakt dan haar tas af.

Slide 36 - Slide

Verduistering, art. 321 Sr
Anders dan door misdrijf onder zich hebben = al op een nette manier in je macht hebben
Voorbeeld: Een man werkt als timmerman en neemt dagelijks de werkbus en het gereedschap mee naar huis. Hij stopt met de baan, omdat hij het niet meer leuk vindt zo, maar heeft de spullen niet terug.
Diefstal, art. 310 Sr
Wegnemen = fysiek afpakken
Voorbeeld: Twee jongens nemen een scooter mee van een onbekende die zo stom was haar sleutels in het contact te laten zitten.

Slide 37 - Drag question

Andere vermogensdelicten
  • Afpersing, art. 317 Sr: iemand door geweld dwingen geld af te geven
  • Chantage, art. 318 Sr: iemand dwingen geld af te geven door te dreigen iets bekend te maken wat het slachtoffer niet wil
  • Oplichting, art. 326 Sr: Door bedrog iemand ertoe brengen dat hij geld afgeeft

Slide 38 - Slide

We hebben nu meerdere vermogensdelicten besproken, wat is nu het verschil tussen diefstal met geweld en afpersing?

Slide 39 - Open question