-ing of -en

-ing of -en
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpellingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

-ing of -en

Slide 1 - Slide

Wat hoor je?
A
wonen
B
woning

Slide 2 - Quiz

Wat hoor je?
A
verhuizen
B
verhuizing

Slide 3 - Quiz

Wat hoor je?
A
staken
B
staking

Slide 4 - Quiz

Wat is het verschil?
zelfstandig naamwoord                                        werkwoord
de woning                                                                     wonen
 verhuizing                                                                   verhuizen
de staking                                                                     staken

Slide 5 - Slide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 6 - Mind map

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 7 - Mind map

Welke woorden ken jij met - ing?

Slide 8 - Mind map

Wat hoor je?
A
scheiding
B
scheiden

Slide 9 - Quiz

Wat hoor je?
A
verzekering
B
verzekeren

Slide 10 - Quiz

Wat hoor je?
A
kleding
B
kleden

Slide 11 - Quiz

Wat hoor je?
A
tekening
B
tekenen

Slide 12 - Quiz

Wat hoor je?
A
rekening
B
rekenen

Slide 13 - Quiz

Wat hoor je?
A
verkiezing
B
verkiezen

Slide 14 - Quiz

Wat hoor je?
A
tentoonstelling
B
tentoonstellen

Slide 15 - Quiz

Wat hoor je?
A
omgeving
B
omgeven

Slide 16 - Quiz

Wat hoor je?
A
lezing
B
lezen

Slide 17 - Quiz

Wat hoor je?
A
verveling
B
vervelen

Slide 18 - Quiz

Wat hoor je?
A
stemming
B
stemmen

Slide 19 - Quiz

Wat hoor je?
A
splitsing
B
splitsen

Slide 20 - Quiz

Wat hoor je?
A
viering
B
vieren

Slide 21 - Quiz

Wat hoor je?
A
keuring
B
keuren

Slide 22 - Quiz

Wat hoor je?
A
betaling
B
betalen

Slide 23 - Quiz

Wat hoor je?
A
bestelling
B
betsellen

Slide 24 - Quiz

de kleding
de tekening
de woning
de scheiding
de betaling

Slide 25 - Drag question

Dictee!

Slide 26 - Slide

Schrijf het woord

Slide 27 - Open question

Schrijf het woord

Slide 28 - Open question

Schrijf het woord

Slide 29 - Open question

Schrijf het woord

Slide 30 - Open question

Schrijf het woord

Slide 31 - Open question

Schrijf de zin

Slide 32 - Open question

Schrijf de zin

Slide 33 - Open question