Quiz Figuurstukken T-H

Quiz
FiguurstukkenT-H
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BVMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz
FiguurstukkenT-H

Slide 1 - Slide

Geen Figuurstuk
Figuurstuk

Slide 2 - Drag question

Wat is een figuurstuk?
A
Een kunstwerk dat een verhaal vertelt met een mens/mensen in de hoofdrol
B
Een expressief kunstwerk met een mens erin
C
Een buste van een mens met veel expressie
D
Een beeld van een mensfiguur.

Slide 3 - Quiz

Portret
Figuurstuk

Slide 4 - Drag question

'figuurstuk met een onderwerp uit de geschiedenis, het geloof of uit een boek' noemen we een:
A
Genrestuk
B
Historiestuk

Slide 5 - Quiz


Op deze afbeelding zie je een figuurstuk met een onderwerp uit het dagelijks leven, dit noemen we een:
A
Genrestuk
B
Historiestuk

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort figuurstuk is 'het Melkmeisje'?
A
Historiestuk
B
Geïdealiseerd figuurstuk
C
Genrestuk
D
Hedendaags figuurstuk

Slide 7 - Quiz

wat is een compositie?
A
Allemaal voorwerpen op een tafel.
B
Een schilderij of een foto.
C
Een ruimtelijk beeld.
D
Ordenen van delen tot een geheel

Slide 8 - Quiz

Verticale compositie
Centrale compositie
Diagonale compositie
Overall compositie
Symmetrische compositie

Slide 9 - Drag question

Rembrandt maakte een plan. Hij bedacht waar hij welke persoon neer ging zetten. Hij maakte een:
A
Gesloten vorm
B
Compositie
C
Contrast
D
Relief

Slide 10 - Quiz

Statisch
Dynamisch

Slide 11 - Drag question

Vrouwe justitia heeft een weegschaal, een zwaard en een blinddoek. Aan deze voorwerpen kan je haar herkennen. Een ander woord hiervoor is:
A
genre stukken
B
attributen
C
poses
D
accessoires

Slide 12 - Quiz

Combineer attribuut met figuustuk:
Petrus
Melkmeisje
Sleutels van de hemel
Melkkan

Slide 13 - Drag question

Een in een kunstwerk vastgelegd tijdstip of een fase uit een voortgaande beweging' noemen we ook wel:
A
Project
B
Standpunt
C
Moment
D
Waarneming

Slide 14 - Quiz

De kunstenaar wilde een moment vastleggen. Hoe zie je dat?
A
Toepassing van dynamisch figuur
B
Toepassing van secundaire kleuren
C
Toepassing van primaire kleuren
D
Toepassing van relief

Slide 15 - Quiz

Bij deze afbeelding is het rechter model
A
Ten halve lijven
B
Geïdealiseerd
C
Realistisch
D
En profil

Slide 16 - Quiz

Bij deze afbeelding is het linker model
A
Ten halve lijven
B
Geïdealiseerd
C
Realistisch
D
En profil

Slide 17 - Quiz

Sleep de plaatjes naar het juiste begrip
statisch
dynamisch

Slide 18 - Drag question

Anatomie is?
A
De constructie van gebouwen
B
De opbouw van planten en bloemen
C
Stofwisseling
D
Bouw van het lichaam van de mens

Slide 19 - Quiz

Wat is het speelbeen en wat is het standbeen?
Standbeen
Speelbeen

Slide 20 - Drag question

Renaissance of barok?
Renaissance
barok

Slide 21 - Drag question

beeldhouwwerk
relief
sokkel

Slide 22 - Drag question

Open vorm
Gesloten vorm

Slide 23 - Drag question

Vrijheidsbeeld
Sleep naar de juiste plek: 
Vooraanzicht
Bovenaanzicht
Zijaanzicht

Slide 24 - Drag question

Welke ruimte uitbeelding word hiernaast getoond
A
Verkorting
B
lijnperspectief
C
Overlapping
D
Vervaging

Slide 25 - Quiz

Stelling:
In deze afbeelding is sprake van afsnijding.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Wat betekent het begrip overlapping?
A
Je vertelt iets door.
B
Iets staat niet helemaal op het papier
C
Plaatjes of voorwerpen liggen naast elkaar.
D
Plaatjes of voorwerpen liggen voor of achter elkaar

Slide 27 - Quiz

Een scene is een ...
(3 zijn er goed!)
A
serie shots op dezelfde locatie
B
vergelijkbaar met een alinea in een verhaal
C
montagetechniek
D
onderdeel van een film

Slide 28 - Quiz