ha1g 20 maart

vandaag 
4e uur:
- 10 minuten lezen
- taalverandering
- grammatica: uitleg bijwoordelijke bepaling
5e uur
- op de laptop werken in de digitale methode: bijwoordelijke       bepaling
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

vandaag 
4e uur:
- 10 minuten lezen
- taalverandering
- grammatica: uitleg bijwoordelijke bepaling
5e uur
- op de laptop werken in de digitale methode: bijwoordelijke       bepaling

Slide 1 - Slide

bijwoordelijke bepaling
  • Geeft vaak plaats (op zolder), een tijd (over twee weken) of een reden (vanwege het slecht weer) aan.
  • Antwoorden op vragen die beginnen met wanneer, waar....(waardoor, waarheen...), hoe. 
  • Vraagwoorden zijn ook bwb als ze in een zin voorkomen: Waar heb jij je jas? Wanneer kom je thuis?
  • Een zin kan geen, één of meerdere bwb bevatten.

Slide 2 - Slide

HA1g welkom!
Pak je
leesboek
lesboek
schrift
pen

Slide 3 - Slide

Stil Lezen
timer
10:00
 boek lezen

Slide 4 - Slide

Taalverandering
  • Nederlands is een levende taal

  • De meeste nieuwe woorden zijn leenwoorden 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

grammatica: ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden/woordgroepen die voor de pv kunnen = zinsdeel
  3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
    Let op scheidbare werkwoorden: 
    Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
  5. Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow? LV begint nooit met een voorzetsel!
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (mw): aan wie + wg + ow + lv? Je kunt 'aan' weglaten of toevoegen.
  7. Zoek de bijwoordelijke bepalingen

Slide 7 - Slide

schrijf de zin over en ontleed die: pv, zinsdelen, ow, wg, lv, mw

  • De jongen heeft zijn vader een boek gegeven.


  • Breid de zin met zoveel mogelijk zinsdelen uit (plaats, tijd, reden), gebruik geen werkwoorden.

Slide 8 - Slide

grammatica: ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden/woordgroepen die voor de pv kunnen = zinsdeel
  3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
    Let op scheidbare werkwoorden: 
    Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
  5. Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow? LV begint nooit met een voorzetsel!
  6. Zoek het meewerkend voorwerp (mw): aan wie + wg + ow + lv? Je kunt 'aan' weglaten of toevoegen.
  7. Zoek de bijwoordelijke bepalingen: plaats, tijd, reden (wanneer, waar, hoe, waardoor......, behalve wat of wie). Ook vraagwoorden (wanneer, hoe, waar enz.) zijn bwb.
    In een zin kunnen geen/één/meerdere bwb zitten.

Slide 9 - Slide

5e uur laptop
  • it's Learning openen, kies methodes, ga naar Nieuw Nederlands
  • ga naar grammatica, kies bijwoordelijke bepaling (ZD)
  • maak de module
    niet af? = huiswerk 27 maart 

Slide 10 - Slide