LE3 en 4_H5 en 6_Oefenen voor de toets

Herhaling: Op de lange termijn onthouden doet groep ..... het beste
A
A
B
B
C
C
1 / 49
next
Slide 1: Quiz
Biologie LaboratoriumtechniekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling: Op de lange termijn onthouden doet groep ..... het beste
A
A
B
B
C
C

Slide 1 - Quiz

Op de lange termijn onthouden doet groep ..... het beste
A
1
B
2

Slide 2 - Quiz

Herhaling: Op de lange termijn onthouden doet groep ..... het beste
A
A
B
B
C
C

Slide 3 - Quiz

De drie brein leren tips van vorige les:

Slide 4 - Open question

Waarom, denk je?

Slide 5 - Open question

Wel of niet meerdere zintuigen inzetten?
A
wel
B
niet

Slide 6 - Quiz

Waarom zou dit helpen?

Slide 7 - Open question

Bedenk een voorbeeld van meerdere zintuigen inzetten bij het studeren voor biologie.

Slide 8 - Open question

Welke randvoorwaarden zijn ook belangrijk om dingen te onthouden?

Slide 9 - Open question

Foto van planning. Wat ga je wanneer doen?

Slide 10 - Open question

Programma
  1. Uitleg over de toets
  2. Theoretische leerdoelen LE3 & 4
  3. Oefenen
  4. Vragen vanuit jullie?

Slide 11 - Slide

Uitleg over de toets
• In het rooster staat gepland wanneer de toets wordt afgenomen. Dit is op 25-01-2020 om 10:00 - 11:30 voor alle 1e jaars klassen. Dus het oude toetsmoment op locatie vervalt. Waarschijnlijk zal dit vanaf morgen ook te zien zijn op je rooster.
• Je krijgt de toets aan het begin van het toetsmoment toegestuurd van de theorie docent Biologie via je RijnIJsselmail.
• Je krijgt 1,5 uur de tijd om de toets te maken (zoveel tijd staat er ook ingepland in het rooster) (10:00-11:30)
• Daarna heb je 5 minuten de tijd om de toets in te leveren bij de Inleveropdracht in MSTeams. (11:30-11:35)
• Studenten die recht hebben op verlenging mogen gebruik maken van 10% extra tijd (dus 9 minuten)
• Ben je te laat met inleveren dan zal je toets niet meer worden nagekeken. Ben je dus nog niet klaar binnen de gestelde tijd, lever dan in wat je tot dan toe hebt gemaakt.
• Je mag bij het maken van de toets gebruik maken van het boek Biologie voor het MLO.
• Mocht je tijdens de toets vragen hebben over de vraagstellingen, of je in de war bent over wat je nu precies moet doen kun je de docent die gekoppeld zit aan het toetsmoment op je rooster via Teams chat vragen stellen.
• De toets zal worden beoordeeld op Allround laborant en Analist niveau
• De toetsbeoordeling zal1x meetellen voor de theoriebeoordeling van Periode 2 (Biologie)

Slide 12 - Slide

Programma
  1. Uitleg over de toets
  2. Theoretische leerdoelen LE3 & 4
  3. Oefenen
  4. Vragen vanuit jullie?

Slide 13 - Slide

Theoretische Leerdoelen LE3
• Je kunt het verschil tussen anorganische en organische moleculen aangeven en hier voorbeelden van geven.
• Je kunt de eigenschappen van de verschillende biomoleculen (koolhydraten, eiwitten, lipiden & nucleïnezuren) benoemen en aangeven welke functies ze vervullen.
• Je kunt de structuur en opbouw van de verschillende biomoleculen beschrijven.
Je kunt de processen van hydrolyse en condensatie uitleggen en toepassen op de verschillende biomoleculen.

Slide 14 - Slide

Theoretische Leerdoelen LE4
• Uitleggen hoe een enzym is opgebouwd.
• De juiste omschrijving van de begrippen enzym en substraat geven.
• Het belang van enzymen voor levende organismen aangeven.
• Het belang van het sleutel-en-slotmodel noemen.
• Enkele enzymen van het menselijke lichaam benoemen met bijbehorende functie en productieplek.
• De invloed van temperatuur op de enzymactiviteit beschrijven.
• Het verband tussen activeringsenergie en de enzymwerking beschrijven.
• De invloed van de pH op de enzymactiviteit beschrijven.
• De invloed van de enzym- en substraatconcentratie op de enzymactiviteit beschrijven.
• Voorbeelden geven van nuttige toepassingen van enzymen.

Slide 15 - Slide

Programma
  1. Uitleg over de toets
  2. Theoretische leerdoelen LE3 & 4
  3. Oefenen
  4. Vragen vanuit jullie?

Slide 16 - Slide

Enzymen H6

Slide 17 - Slide

Welke structuren ontstaan er in de secundaire structuur van een eiwit en door welke verbindingen worden deze instant gehouden?
A
A-helix en B-sheet, zwavelverbindingen
B
Aaneenschakeling van aminozuren, peptidebindingen
C
Ingewikkelde ruimtelijke structuur, waterstofbruggen
D
A-helix en B-sheet, waterstofbruggen

Slide 18 - Quiz

Biomoleculen zijn
A
Alle moleculen met een Koolstof atoom
B
Alle Koolwaterstoffen
C
Organische moleculen in levende cellen
D
Anorganische moleculen

Slide 19 - Quiz

1. In je eten zitten biomoleculen in de vorm van   .......................................
Sleep de woorden naar de juiste plek
2. We willen de biomoleculen afbreken tot   .......................................
3. De biomoleculen worden afgebroken in je verteringsstelsel door specifieke eiwitten, de   .......................................
4. De afbraak van biomoleculen heet   .......................................
A. Monomeren
B. Polymeren
C. Hydrolyse
D. Enzymen

Slide 20 - Drag question

Bij een verkoudheid heeft je lichaam een beschermingsmechanisme waarbij veel slijm wordt geproduceerd. Uit welk biomolecuul bestaat slijm voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Nucleïnezuren
D
Lipiden

Slide 21 - Quiz

Teken de volledige ring structuurformule van een monosacharide met 6 C-atomen

Slide 22 - Open question

Wat is het verschil tussen Alfa en Beta glucose?

Slide 23 - Open question

Leg uit waarom cellulose geschikt is voor het bouwen van celwanden maar zetmeel niet.

Slide 24 - Open question

Welk van de viergroepen die in een aminozuur om de centrale C-atoom zijn gerangschikt is bepalend voor voor het type aminozuur?
A
Aminogroep
B
Waterstofatoom
C
Carboxylgroep
D
Restgroep

Slide 25 - Quiz

Teken een polypeptide van 4 aminozuren. Je gebruik hiervoor de algemene structuur formule van een aminozuur.
Laat zien hoe de monomeren aan elkaar koppelen en hoeveel moleculen Water afsplitsen

Slide 26 - Open question

Kan onverzadigde vetten bij kamertemperatuur stollen?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Je hebt op het lab 3 reageerbuizen met daarin:
Buis 1: triglyceride
Buis 2: fosfolipide
Buis 3: Steroïden
Je gaat de pH meten van deze 3 buizen, welke buis heeft de hoogste pH en welke de laagste pH. Leg je antwoord uit

Slide 28 - Open question

Je doet een druppel met triglyceriden in een beetje water. Teken moleculair gezien de oriëntatie van de glycerol en de vetzuren ten opzichte van het water.

Slide 29 - Open question

Welke vorm van lipiden worden gebruikt tijdens de emulgatie van voedingsvetten?
A
Triglyceriden
B
Fosfolipiden
C
Steroïden
D
geen van allen

Slide 30 - Quiz

Op een chromosoom liggen 34 genen. Hoeveel soorten eiwitten kunnen worden gemaakt door dit chromosoom?
A
34
B
30
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

Wat voor een soort keten ontstaat er bij de polymerisatie van nucleotiden door condensatie waarbij C-atomen en Fosfaatgroepen aan elkaar worden verbonden?

Slide 32 - Open question

Sleep de begrippen naar de juiste plek
DNA
RNA
1. Nucleotiden

2. Suiker

3. Aantal polymeren ketens
U
T
Ribose
Deoxyribose
Enkelstrengs
Dubbelstrengs

Slide 33 - Drag question

Je wilt onderzoek doen naar de werking van darmsap. Hiervoor heb je 6 buizen met daarin:
buis 1: water, buis 2: maltose, buis 3: sacharose, buis 4: peptidose, buis 5: lipiden, buis 6: nucleïne zuren.
Aan iedere buis wordt darmsap toegevoegd.
Vraag 1: Welke enzymen zitten er in darmsap
Vraag 2: Welke temperatuur en pH moet worden gebruikt om deze enzymen optimaal te laten werken?
Vraag 3: In welke buizen zal er een reactie plaats vinden? Beschrijf per buis wat het enzym, substraat en product is EN met welke indicatoren je deze producten kunt aantonen (nucleotiden hoeven niet)

Slide 34 - Open question

Wat doet een katalysator met de activeringsenergie?
A
Verhoogt
B
Verlaagt
C
Blijft gelijk
D
Negeert hem

Slide 35 - Quiz

Uit welke biomolecuul bestaan enzymen?
A
Vet
B
Lipide
C
Eiwit
D
Nucleotide

Slide 36 - Quiz

Wat bepaalt of een substraat kan binden op een enzym?

Slide 37 - Open question

Teken een flow chart van een enzym reactie. Benoem:
- Substraat - Enzym - Product - Active plaats -Holo enzym
- Co factor

Slide 38 - Open question

Welke factoren beïnvloeden enzymactiviteit?

Slide 39 - Open question

Wat doet een hogere temperatuur met de diffusiesnelheid van moleculen door een ruimte?
A
Geen invloed
B
Verhoogt
C
Verlaagt

Slide 40 - Quiz

Verklaar waarom bij een hogere temperatuur de enzymactiviteit in eerste instantie toeneemt.

Slide 41 - Open question

Verklaar waarom bij een te hoge temperatuur de enzymactiviteit afneemt. Gebruik in ieder geval het woord: Denaturatie

Slide 42 - Open question

Is voor alle enzymen de optimumtemperatuur 37C? Leg uit waarom.

Slide 43 - Open question

Op welke punten in de grafiek zal een enzym volledig gedenatureerd zijn?
Sleep de sterretjes naar het punt/ de punten waar de enzymen volledig zijn gedenatureerd (er kunnen sterretjes overblijven).

Slide 44 - Drag question

Op welke punten in de grafiek zal een enzym volledig gedenatureerd zijn?
Sleep de sterretjes naar het punt/ de punten waar het enzym volledig is gedenatureerd (er kunnen sterretjes overblijven).

Slide 45 - Drag question

Kijk naar afbeelding 6.4 (blz 115).
Waarom heeft het geen zin om meer substraat toe te voegen wanneer de Vmax is bereikt?

Slide 46 - Open question

Wat gebeurt er met een enzym van insecten wanneer ze worden bespoten met DDT?
A
DDT gaat op de active site van het enzym zitten, dit is omkeerbaar
B
DDT gaat ergens anders dan de active site op het enzym zitten en verander zo de vorm van het enzym, dit is omkeerbaar
C
DDT gaat op de active site van het enzym zitten, dit is onomkeerbaar
D
DDT gaat ergens anders dan de active site op het enzym zitten en verander zo de vorm van het enzym, dit is onomkeerbaar

Slide 47 - Quiz

Programma
  1. Uitleg over de toets
  2. Theoretische leerdoelen LE3 & 4
  3. Oefenen
  4. Vragen vanuit jullie?

Slide 48 - Slide

Vragen over de inhoud vd les? Of verbeterpunten?

Slide 49 - Mind map