H3E week 3, les 1 15-09-2020

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos!
Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

Programma
  • Bienvenido 
  • Dele 
  • Vocabulario
  • Tener que | hay que
  • Zinsvolgorde 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Corregir los deberes 
timer
5:00

Slide 3 - Slide

página 26, la vivienda
op, bovenop
sobre, encima
naast
al lado, junto a
achter
detrás de
links van
a la izquierda de
rechts van
a la derecha de
voor
delante de
onder
debajo de
in, binnen in
dentro de
tegenover
frente a
dichtbij
cerca de
tussen
entre 
buiten
fuera de 

Slide 4 - Slide

Tijdsaanduiding página 27


1. primero 
2. después
3. Al final


Página 28, ejercicio 6A
(van links naar rechts)  
1. La habitación    2. la habitación 
3. el baño.      4.la cocina
5. el salón
página 28 ejercicio 6B

Met elkaar vergelijken (eigen antwoorden)

página 28 ejercicio 7





 A 
un
B
un
C
un
D
un
E
unos
F
un
G
un, una

Slide 5 - Slide

Expresión e interación oral
Tarea 2 y 3 (p.44)
Leerling A 
  • kiest 3 van de 5 onderwerpen
  • voorbereid de zinnen 

Leerling B 
  • stelt de vragen

Na 5 minuten wissel van rol.

Slide 6 - Slide

timer
15:00

Slide 7 - Slide

hay que | tener que
Wat is het verschil tussen hay que en tener que?




Hay que gebruik je als het algemeen is en niet specifiek tegen een bepaald persoon gericht. 
Met tener que (vervoeging) kan je je tot een specifiek persoon richten.

Slide 8 - Slide

hay que, tener que

Hay que + werkwoord:

* Moeten in onpersoonlijke vorm.

* Men moet, je moet..

* En la clase hay que hablar español.

Tener que + werkwoord

Tener que + werkwoord:

* Moeten in persoonlijke vorm.

* Ik, jij, hij, zij, u, wij, jullie, zij moeten of hoeven

* Yo tengo que estudiar mucho.

Slide 9 - Slide

MOETEN = 
  • hay que + infinitivo -->de onpersoonlijke vorm van moeten (men moet)
  • tener que + infinitivo --> een verplichting of noodzaak die wel aan een bepaalde persoon verbonden is. 

    tener
    tengo tienes tiene tenemos tenéis tienen

    Slide 10 - Slide

    10 min - Hacer ejercicios  (tener que/ hay que)


    ¿Qué?              'La vivienda'  p. 19-20 ejercicio 1 y 2

    ¿Cómo?          Individualmente

    ¿Tiempo?      10 min 
    ¿Meta?           Practicar con la gramática

    ¿Listo?           Trabaja en la descripción de tu plano. 
    timer
    10:00
    Classroom

    Slide 11 - Slide

    Zinsvolgorde
    In het Spaans is de zinsvolgorde bijna hetzelfde als in het Nederlands. Namelijk:
    plaats/tijd/manier
    - Onderwerp - Werkwoord - Voorwerp -
    plaats/tijd/manier

    Slide 12 - Slide

    Zinsvolgorde
    Let op het volgende:
    het onderwerp kan in het werkwoord zitten (tengo = ik heb)
    de ontkenning (no) komt altijd voor het werkwoord

    Slide 13 - Slide

    Zinsvolgorde
    Sleep de onderdelen van de zinnen in de goede volgorde.
    Bedenk eerst wat logisch is, ga dan pas slepen!
    Controleer je antwoord voordat je op OK klikt.
    Let op mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud.

    Slide 14 - Slide

    examen
    Mañana
    un
    tengo

    Slide 15 - Drag question

    Yo
    mucho
    trabajo
    tengo

    Slide 16 - Drag question

    hermano
    matemáticas
    estudia
    Mi

    Slide 17 - Drag question

    tus
    con
    padres
    ¿Comes
    ?

    Slide 18 - Drag question

    no estudian
    sábados
    primos
    los
    Mis

    Slide 19 - Drag question

    vive
    todo el año
    Mi
     en Madrid
    abuelo

    Slide 20 - Drag question

    Deberes
    • 'La vivienda' p. 19-20 ejercicio 1 y 2'
    • Leren vocabulario 1.3
    • afmaken tekst mi casa, mi barrio, mi habitación. P. 31 -33

    Slide 21 - Slide

    Wat heb je geleerd?
    Hoe heb je gewerkt?
    Welke doelen heb je bereikt?

    Slide 22 - Open question