argumenteren

argumenteren
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Other languagesSecondary Education

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

argumenteren

Slide 1 - Slide

herhaling
wat is een feit, wat is een mening?

Slide 2 - Slide

controle
de aarde is rond

Slide 3 - Slide

controle
het is buiten mooi weer

Slide 4 - Slide

controle
Als het regent, word je nat.

Slide 5 - Slide

controle
De stoel is hard.

Slide 6 - Slide

opdracht
werk in tweetallen

onderstreep alle feiten
omcirkel de meningen

Slide 7 - Slide

Leestekens – Komma, Punt, Dubbele punt, Puntkomma
Punt (.): geeft het einde van een zin aan.

Komma (,): gebruik je om delen van een zin van elkaar te scheiden, bijvoorbeeld bij opsommingen of bij een bijzin.

Dubbele punt (:): gebruik je om iets aan te kondigen, zoals een opsomming, uitleg of citaat.

Puntkomma (;): gebruik je om twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen te verbinden, maar minder sterk dan wanneer je een punt zou gebruiken. 

Slide 8 - Slide

 Puntkomma
Op de vergadering werden drie zaken besproken:
– de plannen voor het nieuwe gebouw;
– de begroting voor het komende jaar;
– de planning van de personeelsbezetting.

Slide 9 - Slide

oefening
Ik houd van veel sporten ___ vooral hardlopen zwemmen en fietsen.

Hij zei ___ “We gaan morgen naar het museum.”

Ze kwam te laat ___ ze had zich verslapen.

We hebben drie dingen nodig ___ een tent ___ een slaapzak ___ en een zaklamp.

Het regent ___ toch gaan we wandelen.

Slide 10 - Slide

oefening
Ik houd van veel sporten : vooral hardlopen, zwemmen en fietsen.
→ Dubbele punt voor aankondiging, komma’s in de opsomming.

Hij zei : “We gaan morgen naar het museum.”
→ Dubbele punt voor een directe uitspraak.

Ze kwam te laat ; ze had zich verslapen.
→ Puntkomma tussen twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen.

We hebben drie dingen nodig : een tent, een slaapzak, en een zaklamp.
→ Dubbele punt om opsomming aan te kondigen, komma’s tussen de onderdelen.

Het regent ; toch gaan we wandelen.
→ Puntkomma omdat het twee zelfstandige zinnen zijn met een duidelijke samenhang.

Slide 11 - Slide

argumenten
Argumenten gebruik je om uit te leggen waarom je iets vindt.

Mening (ook uitspraak, standpunt, visie, etc.)
Ik vind die nieuwe chips niet lekker
Ze zijn niet zo knapperig, erg zout en ook nog duur.


Slide 12 - Slide

argumenten
Er zijn objectieve en subjectieve argumenten.

Slide 13 - Slide

argumenten
Welke argumenten zijn feitelijk?

Mening (ook uitspraak, standpunt, visie, etc.)
Ik vind die nieuwe chips niet lekker.

Argumenten
Ze zijn niet zo knapperig als die van Lays, erg zout en ook nog duur.


Slide 14 - Slide

argumenten
Ik vind Nederlands een leuk vak.

Je leert er alles over feiten en meningen.

Dat vind ik interessant.

Slide 15 - Slide

opdracht
Kies een stelling:
  • schooluniformen zouden weer ingevoerd moeten worden!
  • we moeten weer terug naar vroeger: geen laptops meer in de klas!

Slide 16 - Slide

opdracht
Kies een stelling:
  • schooluniformen zouden weer ingevoerd moeten worden!
  • we moeten weer terug naar vroeger: geen laptops meer in de klas!
Bedenk bij jouw stelling drie argumenten voor de stelling.
Bedenk een argument tegen de stelling.

Slide 17 - Slide

opdracht
Schrijf een mini-column. Dit is een stukje tekst waarin je je mening geeft en uitgebreid uitlegt waarom je dat vindt.
Inleiding: aanleiding schrijven en je mening over het onderwerp.
Alinea 1 argument, uitleg, bijvoorbeeld (het AUB-model)
Ik vind dat de zomervakantie te lang is. (mening)
Veel kinderen hebben hun vrienden vooral op school en zijn in de vakantie eenzaam. (argument) Niet alle kinderen hebben namelijk vrienden buiten school, omdat ze bijvoorbeeld buitenaf wonen en geen clubs hebben. Neem nou...

Slide 18 - Slide