zenuwstelsel

Zenuwstelsel
  • Het zenuwstelsel:
  • Centrale zenuwstelsel
  • Zenuwen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Zenuwstelsel
  • Het zenuwstelsel:
  • Centrale zenuwstelsel
  • Zenuwen

Slide 1 - Slide

Werking
  • Met zintuigen neem je dingen waar
  • Dit zijn prikkels
  • Prikkels worden opgenomen door zintuigcellen

Slide 2 - Slide

Werking
  • Van prikkels worden impulsen gemaakt
  • Dit zijn elektrische signalen door je lichaam (zenuwcellen) heen

Slide 3 - Slide

Zenuwcellen
  • Elke zenuwcel heeft een bepaalde vorm
  • In het zenuwstelsel zijn er miljoenen
  • Een cellichaam met de celkern
  • Uitlopers waar de impulsen doorheen gaan

Slide 4 - Slide

Sympathische zenuwstelsel (autonome ZS)
Sympathische zenuwen werken bij activiteit en stress. Ze activeren de spieren, ademhaling en hartslag, en maken dat de bloeddruk stijgt en het zweet ons soms in de handen staat. Hierbij spelen de hormonen adrenaline en noradrenaline (afkomstig uit het bijniermerg) een belangrijke rol.

Slide 5 - Slide

Parasympatische ZS (Autonome ZS)
Parasympatische zenuwen zorgt voor rust, ontspanning en herstel. Ze bevorderen de vertering en afvalverwerking van het voedsel en versnellen de werking van de nieren. Tegelijkertijd vertragen ze de hartslag en de ademhaling.

Slide 6 - Slide

Zenuw
  • Een zenuw bestaat uit duizenden zenuwcellen
  • Een bundel zenuwcellen met bindweefsel eromheen als bescherming

Slide 7 - Slide

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 9 - Quiz

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 10 - Quiz

Het motorische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.
A
Anatomische
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 11 - Quiz

Perifere zenuwstelsel
Het perifere zenuwstelsel heeft twee soorten zenuwen: motorische en sensorische zenuwen. De motorische zenuwen geven informatie vanuit je hersenen door aan je spieren. Motorische zenuwen sturen dus spieren aan. De sensorische zenuwen geven juist informatie door vanuit je lichaam aan je hersenen.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Welk gedeelte van het zenuwstelsel kan als reflexorgaan dienen?
A
grote hersenen
B
ruggenmerg
C
hersenstam
D
hersenzenuwen

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel

Slide 15 - Quiz

Welke zenuw prikkelt alle mimische spieren?
A
drielingzenuw
B
aangezichtszenuw
C
zwervende zenuw
D
halszenuw

Slide 16 - Quiz

Wat is een andere naam voor vegetatieve zenuwstelsel
A
willekeurige zenuwstelsel
B
animale zenuwstelsel
C
centrale zenuwstelsel
D
autonome zenuwstelsel

Slide 17 - Quiz

autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel controleert en coördineert alle automatische functies van je lichaam, bijvoorbeeld hartslag, spijsvertering en ademhaling. Het autonome zenuwstelsel zorgt voor de communicatie tussen je hersenen en je organen.

Slide 18 - Slide

Reflexen
Het autonome zenuwstelsel is betrokken bij automatische processen en reflexen. Hier hebben we dus geen invloed op. Dit deel van het zenuwstelsel is gekoppeld aan onze 'gladde spieren' en regelt bijna alle onbewuste functies in je lichaam.

Slide 19 - Slide

Slaap en geheugen
Het diepe slapen zorgt er ook voor dat de capaciteit van het geheugen herstelt wordt. Zo ben je de volgende dag in staat om weer nieuwe informatie op te nemen. Slaapgebrek belemmert het opnemen van nieuwe informatie. Net zo belangrijk als goed diep slapen voor het leren, is dus goed diep slapen na het leren.

Slide 20 - Slide

Het automatische geheugen is het onbewuste geheugen
A
Correct
B
Niet correct

Slide 21 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van korte termijn geheugen?
A
Als iemand zichzelf aan je voorstelt
B
Het onthouden van een getal bij rekenen
C
Hoe je moet fietsen
D
Een boodschap die je moet halen

Slide 22 - Quiz

Wat is het langetermijn geheugen?
A
De kennis die in je hoofd opgeslagen is
B
Informatie waarbij het lang geduurd heeft voordat je het kon onthouden

Slide 23 - Quiz

Wat wordt bedoeld met het korte-termijn geheugen
A
Duurt ongeveer 30 seconden, ongeveer 7 items
B
Duurt een halve dag, 7 items
C
Duurt ongeveer 30 seconden, veel items
D
Duurt een halve dag, veel items

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt je korte termijn geheugen ook wel genoemd?
Kies er maar 2
A
voorhoofdbrein
B
minifilm
C
werkgeheugen
D
hippocampus

Slide 25 - Quiz

Wat verbetert het korte termijn geheugen?
A
concentratie en aandacht
B
concentratie en motivatie
C
beloning en motivatie
D
beloning en aandacht

Slide 26 - Quiz

Het korte termijn-geheugen ligt in de
A
Hersenstam
B
Hippocampus
C
Hypothalamus
D
Medulla

Slide 27 - Quiz

Wat is 'het geheugen'?
A
de plek waar je je herinneringen bewaart
B
als je veel dingen niet kunt onthouden of maar voor korte tijd
C
voor altijd
D
een belevenis van vroeger waar je aan denkt

Slide 28 - Quiz

Bij dementie gaat het korte termijn geheugen het eerst achteruit.
A
Waar
B
Niet Waar
C
Dat is per persoon verschillend

Slide 29 - Quiz

Rem slaap
De diepe slaap duurt ongeveer 20 minuten en is eigenlijk de belangrijkste fase omdat je er goed van uitrust. De REM-slaap volgt na de diepe slaap en wordt ook de droomslaap genoemd.

Slide 30 - Slide

Lange termijn geheugen
Lange-termijn geheugen is het vermogen om informatie minstens een paar dagen of zo lang als tientallen jaren te handhaven. In het kortetermijngeheugen sla je informatie voor een korte periode op. Zoals het onthouden van een telefoonnummer. In het langetermijngeheugen sla je informatie voor een langere periode op.

Slide 31 - Slide

Opdracht
Maken in de licentie hfdst 10: Opdracht 10 t/m 25

Slide 32 - Slide