B. 3 Individuen

B. 3              Individuen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

B. 3              Individuen

Slide 1 - Slide

Tolerantie
Het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te kunnen verdragen (zie volgende 2 slides)

Slide 2 - Slide

Verband tussen overlevingskans en omgevingstemperatuur

Slide 3 - Slide

15 graden C. en 35 graden C. zijn de tolerantiegrenzen voor temperatuur (in de figuur van de vorige slide). Tussen 15 graden C en 35 graden C is het tolerantiegebied. 25 graden celsius is het optimum voor temperatuur.

Slide 4 - Slide

Een organisme waarvoor de tolerantie geldt zoals in de tweede slide is weergegeven, kan overleven tussen de volgende milieutemperaturen
A
15 en 25 graden
B
15 en 35 graden
C
25 en 35 graden
D
onder de 15 en boven de 35 graden

Slide 5 - Quiz

Een organisme kan alleen leven in een gebied waar de waarden van alle milieufactoren binnen de tolerantiegrenzen liggen.

De minst gunstige factor wordt de beperkende factor genoemd.

Slide 6 - Slide

Voor een organisme gelden voor de 3 abiotische factoren de volgende tolerantie:
- wind: tussen 1 en 5 m/s - regen: tussen de 10 en 20 mm- zout: tussen de 1 en 2 mg.
Kan dit organisme leven in een gebied met 3 m/s wind,15 mm regen en 1,2 mg zout ? Zo ja, wat is dan waarschijnlijk de beperkende factor ?
A
Nee
B
Ja , beperkende factor is waarschijnlijk wind
C
Ja, de beperkende factor is waarschijnlijk regen
D
Ja, de beperkende factor is waarschijnlijk zout

Slide 7 - Quiz

Macroklimaat
klimaat in een groot gebied.
Macroklimaat




 klimaat in een groot gebied.

Slide 8 - Slide

Microklimaat
klimaat in een (heel) klein gebiedje (bijvoorbeeld het klimaat op de westzijde van een boomstam)

Slide 9 - Slide

De bodem
Belangrijk voor planten die er in wortelen. De aard van de bodem wordt bepaald door:
1) de structuur d.w.z. de grootte van de bodemdeeltjes                                                     
-klei-achtige bodem : de bodemdeeltjes zijn klein.        
-zand-achtige bodem: de bodemdeeltjs zijn groot.       
2) de samenstelling( bodem bestaat uit bodemdeeltjes, humus, water, zouten en bodemorganismen.)


Slide 10 - Slide

Humus
mengsel van organische en anorganische stoffen en micro-organismen .
Microorganismen zijn bacteriën en  schimmels . Ze worden ook reducenten genoemd.
Humus:                                                                                                                                                                       
* verbetert de structuur van de bodem (kleigrond gaat meer                                                          
 lucht bevatten en zandgrond kan meer water vasthouden)                                                         
* gaat uitspoeling tegen (uitspoeling = regenwater met zouten zakt naar diepere lagen)

Slide 11 - Slide

Zouten (=opgeloste stoffen), veroorzaken een bepaalde zuurgraad (pH)
Bodemorganismen kunnen de structuur en de samenstelling van de bodem veranderen:
 * reducenten maken zouten vrij
 * regenwormen maken de bodem luchtiger

Slide 12 - Slide