*Toets werkwoordspelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Toets werkwoordspelling

Werkwoordspelling 

Hij (geloven, tt) mij niet.

1. gelooft
2. geloofd
3. geloofdt

Wat (vinden, tt) je van mijn nieuwe schoenen?

1. vind
2. vindt
3. vint

De jongens (ontmoeten, tt) elkaar op het voetbalveldje.

1. ontmoete
2. ontmoeten
3. ontmoette
4. ontmoetten

Als ik de takken (vasthouden, tt), dan kan jij ze bij elkaar binden.

1. vasthoudt
2. vasthoud

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De nieuwe spits kon niet aan de (wekken) verwachtingen voldoen.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De (ontslaan) medewerker zoekt nu een nieuwe baan.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De rechtbank besloot beide verdachten tegelijk te (berechten).

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Pak nu onmiddellijk je boek en (houden) je mond.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De burgers van het (beschieten) dorp vluchtten de bergen in.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Gisteren (luiden, vt) de voorspelling nog regen en storm, maar nu schijnt de zon.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Hardop (denken) liep Frits door het park.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Thea en Bas waren zo laat vertrokken, zodat ze (vrezen, vt) te laat te komen.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De dorpelingen liepen in stilte langs hun (verwoesten) huizen.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De fotograaf (vergroten, vt) vorige week de foto.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Het (verbazen, tt) me steeds weer dat er altijd wat moois bloeit in hun tuin.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Dat er ook 's winters iets in de tuin bloeit, heeft me altijd (verbazen).

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

Hoewel we de tekst goed geleerd hadden, (vergissen, vt) we ons vaak.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

De jachtopziener (bespieden, tt) een roedel herten.

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.

(raden) je vriend nu wel het juiste antwoord?

Ik (antwoorden) graag op al jouw vragen.

Het vliegtuig is op tijd (landen).

Vorige week (verbranden) de politieagenten de gevonden drugs.

Tijdens de vakantie heb ik mij flink (ergeren) aan mijn kleine zusje.

Wat (gebeuren) hier allemaal?

Mijn broer heeft heel hard (racen) om op tijd op school te zijn.

Mijn vriendin heeft vroeger heel veel (hockeyen).

Voor de lockdown (coachen) hij de junioren.

De (samenvatten) tekst bevat heel veel spelfouten.

De (verkleden) meisjes zagen eruit als clowns.

Ik denk dat ik deze kast het allermooiste (vinden).

(Worden) je nooit moe van al dat gezeur?

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

de (verven) deur

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

het (verzetten) werk

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

de (haten) minister

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

de (verbreden) boulevard

Vul de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord in:

de (bespreken) toets

De relschopper belooft dat hij zijn gedrag verbeterd.

1. juist
2. onjuist

Zij vinden dat ze wel een snoepje hebben verdiend.

1. juist
2. onjuist

Wie weet wat er vanavond gebeurd is?

1. juist
2. onjuist

Monica beweert dat ze snel verbrand in de zon.

1. juist
2. onjuist