Voltooid tegenwoordige tijd & Verleden tijd (present perfect & past simple)

Grammar 6
Voltooid tegenwoordige tijd (present perfect)
Verleden tijd (past simple)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammar 6
Voltooid tegenwoordige tijd (present perfect)
Verleden tijd (past simple)

Slide 1 - Slide

Weet jij nog de 3 vragen die je stelt?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Past Simple
Verleden tijd
- Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen. 

Regelmatige werkwoorden:
werkwoord + (e)d                (let op: soms moet een klinker dubbel!)
Onregelmatige werkwoorden: 
Tweede rij blaadje

Slide 4 - Slide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd
- Iets is in het verleden begonnen en nu nog aan de gang.
- Iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu het resultaat.
- Praten over ervaringen uit iemands leven.
Regelmatige werkwoorden:
has / have + voltooid deelwoord (ww+ed)
Onregelmatige werkwoorden: 
has / have + voltooid deelwoord (derde rijtje blaadje)

Slide 5 - Slide

Exercise 1
Schrijf het voltooid deelwoord op van het gegeven werkwoord.
5 open opgaves.

Slide 6 - Slide

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
fall

Slide 7 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
hide

Slide 8 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
paint

Slide 9 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
cycle

Slide 10 - Open question

Schrijf het voltooid deelwoord op van:
throw

Slide 11 - Open question

Exercise 2 voorbereiding
Denk aan de 3 vragen: 
1. Is het op dit moment nog aan de gang?
Ja = present perfect         nee = vraag 2
2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja = present perfect          nee = vraag 3
3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja = present perfect          nee = past simple

Slide 12 - Slide

Exercise 2
Kies de juiste vorm van de present perfect  of de past simple
5 meerkeuze opgaves.

Slide 13 - Slide

I ___ very poorly; I am very tired now.
A
have sleeped
B
have slept
C
slept

Slide 14 - Quiz

You ___ your coat at my place yesterday.
A
have left
B
leaved
C
left

Slide 15 - Quiz

I ___ something wrong and then I became ill. I am better now.
A
have eaten
B
ate
C
eaten

Slide 16 - Quiz

We ___ that film several times before.
A
have watched
B
watcht
C
has watched

Slide 17 - Quiz

Yesterday, I ___ a new TV.
A
have bought
B
buyed
C
bought

Slide 18 - Quiz

Exercise 3
Vul zelf de juiste vorm in van de
present perfect  of de past simple.
Schrijf de hele zin op!
Succes!
5 open opgaves.

Slide 19 - Slide

The artist ___ on his painting for several weeks now. (work)

Slide 20 - Open question

They ___ for treasures since 1999. (search)

Slide 21 - Open question

I can't find my books. I ___ everywhere! (look)

Slide 22 - Open question

It ___ yesterday. I bought an umbrella. (rain)

Slide 23 - Open question

My sister ___ my phone and now it's lost. (borrow)

Slide 24 - Open question

Ik begrijp wat ik moet doen bij grammatica 6,
Present Perfect vs. Past Simple
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz