Ronde 1Lees de teksten voor. De leerlingen luisteren (en lezen dus nog niet mee). Herhaal eventueel.
Ronde 2
Laat de leerlingen de tekst(en) lezen, zelfstandig, in duo’s of onder begeleiding van de docent.
Snelle leerlingen kunnen de tekstjes ook al lezen als ze eerder klaar zijn met oefeningen in de les en lezen nu
opnieuw, of doen een schrijfoefening met de teksten.
Differentiatie
• Alfa A leest de dikgedrukte woorden. De docent begeleidt bij het lezen.
• Alfa C schrijft de verhalen (uit het hoofd) over.
Ronde 3
Laat de leerlingen de inhoud van de tekstjes actief verwerken. Kies hiervoor een van de oefeningen (zie de
handleiding Lezen).
Welke woorden hoor je?
Lees het rijtje woorden voor:
goedemorgen
hallo
thuis
huis
schrijven
lezen
dank u wel
dankjewel
ziek
verdrietig
mijn
fi jn
Lees het Praatje nog eenmaal voor. De leerlingen omcirkelen wat ze horen. De woorden die in het Praatje
voorkomen zijn hierboven onderstreept.
Wat hoor je?
Laat de leerlingen daarna de klanken van een aantal woorden benoemen of hun hand opsteken als ze een
woord met een bepaalde klank horen, bijvoorbeeld de ‘a’ van ‘naam’, ‘vragen’ en ‘graag´, de ‘uu’ van ‘uur’
en ‘dank u wel’ of de ‘g’ van ‘graag’ en ‘woensdag’.
Differentiatie
• Alfa A geeft aan of de klinkers in een woord hetzelfde zijn (bijvoorbeeld bij ‘hoe’ en ‘goed’).
• Alfa B en C geven ook van medeklinkers aan of ze hetzelfde zijn.
• Alfa C geeft aan welke klanken in het woord verschillend zijn (‘klas’-‘tas’).
Lees de tekst. Praat mee.
Lees het Praatje nog eens voor en laat de leerlingen meelezen. Lees dan nog eens voor en laat weer meepraten.