2.3 Les 3 Gesprekken voeren_discussie

Nederlands
Gesprekken voeren
2.3 Les 3
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
Gesprekken voeren
2.3 Les 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

timer
15:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
Stillezen
Leerinhoud
Periodeplanning
Terugblik
Doelen
Voorkennis activeren
Theorie
Oefenen
Evaluatie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerinhoud

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Les
Inhoud
1 - wk 10
Theorie gesprekken voeren toepassen
2 - wk 11
Theorie gesprekken voeren toepassen
3 - wk 12
Theorie gesprekken voeren toepassen + uitleg inhoud examen
4 - wk 13
Voorbereiden examen
2e Paasdag
-
5 - wk 15
Voorbereiden examen
6 - wk 16
Examen Gesprekken voeren 3F 15 april
Bijzondere lesweek
-
Meivakantie (2 weken)
-
7 - wk 20
Examen Gesprekken voeren 3F
2e Pinksterdag
-
8 - wk 22
Examen Gesprekken voeren 3F
9 - wk 23
Examen Gesprekken voeren 3F
10 - wk 24
Examen Gesprekken voeren 3F
11 - wk 25
Examen Gesprekken voeren 3F
12 - wk 26
Invulling in overleg
Bijzondere lesweek

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Terugblik

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Beeld uit:
Voer een gesprekje met een klasgenoot waarin je een actieve gesprekshouding aanneemt.

Welke onderdelen horen daarbij?

Slide 7 - Slide

Oogcontact maken
Open houding
Knikken
Hummen
Noem minimaal 3 gespreksregels

Slide 8 - Open question

Je laat je gesprekspartner uitpraten
Je gaat in op de boodschap van je gesprekspartner
Je verwoordt je eigen boodschap duidelijk en beleefd
Je weidt niet teveel uit, maar reageert ook niet te kort
Wat is geen voorbeeld van een gespreksregel?
A
Elkaar laten uitpraten
B
Veel uitweiden over het onderwerp
C
Ingaan op de boodschap
D
Duidelijk en beleefd taalgebruik

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je een gesprek sturen?

Slide 10 - Mind map

Los miscommunicatie op
Onderbreek je gesprekspartner op een gepaste manier
Behoud gepast de beurt als je gesprekspartner je wil onderbreken
Beëindig het gesprek op een goede manier
Doelen
Je kent de kenmerken van een overleg
Je kent het doel van een discussie
Je weet hoe je een discussie kunt voorbereiden
Je weet hoe je een discussie kunt voeren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Studiereader 3F
Thema 4
Hoofdstuk 6 Theorie 2

Noteer de tips en de tops. Wat neem jij mee naar jouw examen?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Onderdeel 1: overleg 
Voorafgaand aan het examen krijg je 5 minuten om de opdracht te lezen en aantekeningen te maken. Je mag het blad met aantekeningen gebruiken tijdens het examen.

Situatie:
Je hebt je samen met je medestudent opgegeven voor het organiseren van een introductiedag voor 50 eerstejaars studenten van jouw opleiding. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Onderdeel 2: de discussie
De discussie voer je met een klasgenoot. Jullie discussiëren tien minuten over twee stellingen (5 minuten per stelling). Welke stelling je voor en tegen bent, hoor je vlak voor het examen.

Voor of tegen...
Ben jij voor de eerste stelling dan begin jij en sluit je de discussie ook af (met een conclusie).
Vervolgens opent de andere kandidaat de tweede stelling en sluit deze, na de discussie, ook af met een conclusie.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Onderdeel 2: de discussie (vervolg)
 Tijdens de discussie word je beoordeeld op de volgende inhoudskenmerken:

  • Geef aan over welke stelling je het gaat hebben (beeldvorming)
  • Geef minimaal twee argumenten (voor of tegen) (inventariseren)
  • Noem minimaal twee voorbeelden om je argumenten kracht bij te zetten
  • Luister goed naar de twee tegenargumenten van je medekandidaat en bespreek met elkaar wie de sterkste argumenten heeft (reageren)
  • Trek samen een conclusie. Zijn jullie het eens geworden? (besluiten)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De vier fases van een discussie
1. Beeldvorming
- Je vertelt over welke stelling je het wilt hebben
2. Inventariseren
- Je geeft je standpunt eens/oneens
- Je geeft 2 argumenten ter onderbouwing van je standpunt
- Je licht je argumenten toe met twee voorbeelden
- Je luistert naar tegenargumenten van je gesprekspartner (maak aantekeningen!)
3. Reageren
- Bevragen en bespreken wie sterkste argumenten heeft
4. Besluiten
- Conclusie trekken: eens/oneens?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Beoordeling taalspecifieke kenmerken
Bij beide onderdelen word je beoordeeld op onderstaande taalspecifieke kenmerken:
- Beurten nemen en bijdragen aan samenhang
- Afstemming op doel
- Afstemming op gesprekspartners
- Woordgebruik en woordenschat
- Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Het examen
  • Tweetallen vormen
  • Examen volgens planning (let op tijd!)
  • Aanwezigheid + inzet belangrijk
  • Een gesprekspartner ziek / afwezig -> z.s.m. contact zoeken met docent!
  • Eventuele herkansing: periode 3.1

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions