H3A herpakken stof

Terugblikles
Deze LessonUp doorloop je zelfstandig. Het is een herhaling van de stof van hoofdstukken 32 en 33. Dit zijn belangrijke hoofdstukken voor het PTO. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Terugblikles
Deze LessonUp doorloop je zelfstandig. Het is een herhaling van de stof van hoofdstukken 32 en 33. Dit zijn belangrijke hoofdstukken voor het PTO. 

Slide 1 - Slide

Argumentatie

Slide 2 - Mind map

Verschil tussen mening en argument

Slide 3 - Mind map

LEES HST 32
Neem nu 7 min de tijd om h32 nog eens door te lezen. Je krijgt hier straks vragen over.
timer
7:00

Slide 4 - Slide

hst 32: Schrijf hier een argumentatie met twee ONJUISTE argumenten voor het stdpt: 'De scholen moeten volledig open gaan'.
timer
5:00

Slide 5 - Open question

hst 32: Schrijf hier een argumentatie met twee
GELDIGE argumenten voor het stdpt: 'De scholen moeten voor de helft dicht blijven'.
timer
5:00

Slide 6 - Open question

LEES HST 33
Neem nu 7 min de tijd om h33 nog eens door te lezen. Je krijgt hier zo vragen over. 
timer
7:00

Slide 7 - Slide

hst 33: Maak deze redenering logisch af:
'Als het regent, dan...'

Slide 8 - Open question

Denk om naar P en Q
P is de oorzaak: 'als'.
Q is het gevolg: 'dan'. 
Als het regent (P), dan word je nat (Q). 

Slide 9 - Slide

Wat is P en wat is Q?
Als je wordt aangereden, dan ga je dood.
A
Als je wordt aangereden (P), dan ga je dood(Q).
B
Als je wordt aangereden(Q), dan ga je dood(P).

Slide 10 - Quiz

Als je je huiswerk niet maakt, dan moet je nablijven.
A
Als je je huiswerk niet maakt(Q), dan moet je nablijven(P).
B
Als je je huiswerk niet maakt(P), dan moet je nablijven(Q).

Slide 11 - Quiz

De plantjes gaan groeien als de zon schijnt
A
De plantjes gaan groeien(Q) als de zon schijnt (P)
B
De plantjes gaan groeien(P) als de zon schijnt (Q)

Slide 12 - Quiz


P > Q

Q > P

xQ > xP

xP > xQ
X
X
Oorzaak gevolg  relatie

Slide 13 - Slide

Als het regent (P), word je nat(Q).
Je wordt nat(Q),
Dus het regent(P).
goed
fout

Slide 14 - Poll


P > Q

Q > P

xQ > xP

xP > xQ
X
X
Oorzaak gevolg  relatie

Slide 15 - Slide

Als ik douche(P), heb ik mijn schoenen uit. (Q)

Ik heb mijn schoenen uit (Q)
Dus ik sta onder de douche (P)

A
Geldig, Q > P
B
Ongeldig, Q xxx P

Slide 16 - Quiz


P > Q

Q > P

xQ > xP

xP > xQ
X
X
Oorzaak gevolg  relatie

Slide 17 - Slide

Je verdrinkt als je niet kan zwemmen.
Je kan niet zwemmen (P)
Dan verdrink je (Q)
A
Geldig, P>Q
B
Ongeldig P xxx Q

Slide 18 - Quiz

Vul logisch aan (P>Q of xQ>xP):
als ik de loterij win, dan word ik rijk.

Slide 19 - Mind map

Oefenen met de stof
opdr 5 p 135

Dit was m! Lekker bezig. 

Slide 20 - Slide