M2 H2 Formules en Vergelijkingen



Wat gaan we doen vandaag?


H2 samenvatten.
Waar gaat Hoofdstuk 2 eigenlijk over?
1 / 47
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?


H2 samenvatten.
Waar gaat Hoofdstuk 2 eigenlijk over?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Formules en Vergelijkingen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Met welke methode los je een
vergelijking op?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

2.1 Grafieken tekenen
Is 1 van de 3 methodes om het snijpunt van 
2 grafieken (vanuit formules)   te kunnen vinden. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Methode 1. Grafieken 
stap 1. Maak een tabel en reken minimaal 
              3 punten uit.

stap 2. Teken de grafiek(en)

stap 3. Zoek het snijpunt  en lees  t  af

stap 4. Bereken met  t wat de lengte is.



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bij een tabel kun je een .............
tekenen.
A
coördinaten
B
assenstelsel
C
grafiek
D
tabel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het snijpunt van deze twee grafieken?
A
Na 2 uur branden zijn de kaarsen beide 20 cm
B
De kaarsen zijn bij 10 cm even duur
C
De kaarsen zijn na 3 uur branden op
D
Na 3 uur branden zijn de kaarsen beide 10 cm

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions



Wat zijn de coördinaten van het snijpunt van deze 2 grafieken?
A
4,2
B
(2,4)
C
(2,2)
D
(4,2)

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

2.2 Inklemmen
Is 1 van de 3 methodes om het snijpunt van 
2 grafieken(met formules)  te kunnen vinden. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Methode 2. Inklemmen 
stap 1. Maak een vergelijking

stap 2. Zoek naar de oplossing door 
              verschillende t-waardes in te vullen
              totdat je het doel heb bereikt.
              (zoek tussen "te veel" en "te weinig") 

stap 3. Noteer de oplossing uit de Inklem -tabel als conclusie.
               

stap 4. Noteer de oplossing duidelijk in je inklem-tabel



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is een vergelijking?
Omschrijving opgave: 
Stel een kok kan zijn verdiensten uitrekenen met de formule
verdiensten = 8t + 2
t is de tijd in uren dat hij werkt
Ik wil weten hoeveel uur hij moet werken om 42 euro te verdienen.
Hier wordt dus gevraagd om een vergelijking!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is een vergelijking?
Omschrijving opgave: 
Stel een kok kan zijn verdiensten uitrekenen met de formule
verdiensten = 8t + 2
t is de tijd in uren dat hij werkt
Ik wil weten hoeveel uur hij moet werken om 42 euro te verdienen.
Dan maak ik de vergelijking   8t + 2  = 42

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is hieronder een vergelijking?
A
5p + 3 = 18
B
8 + 3 = 11
C
5 x 3 + 9
D
inkomsten = 3 + 5p

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

als je gaat Inklemmen dan:
A
maak je eerst een tabel en dan gok je tot je de oplossing hebt
B
teken je een grafiek en zoek het snijpunt
C
dan maak je als eerste de variabele vrij
D
schrijf je een antwoord op

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel waardes moet je minstens berekenen in je inklemtabel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
10 + 2b = 60
A
b = 5
B
b = 30
C
b = 10
D
b = 25

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

2.3 Balansmethode
Is 1 van de 3 methodes om het snijpunt van 
2 grafieken(met formules)  te kunnen vinden. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Methode 3.Balansmethode

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vergelijkingen oplossen 
Hiervoor gebruik je de balansmethode.

Ik ga uitleggen hoe je de balansmethode toepast met een 
stappenplan.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Methode 3.Balansmethode
stap 0. Maak een vergelijking

stap 1. Het losse getal wegwerken bij de letter
              (je maakt de variabele vrij)   

stap 2. Delen door het getal wat voor de letter staat.
               (delen door cijfer voor variabele)
stap 3. Controleer je oplossing in de vergelijking.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is een vergelijking?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Balansmethode
AFSPRAAK:     variabele links   =  getallen rechts 

Zo kan je de waarde van 1 letter berekenen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3b = 8
B
3b + 1 = 7
C
3b + 7 = 1
D
b = 7

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke vergelijking hoort hierbij?
A
3b + 2 = 11
B
2b = 12
C
3b = 8
D
2b + 3 = 11

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Los de vergelijking
2b+5=11
op
A
b = 3
B
b = 6
C
b = 3,5
D
b = 9

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

7b - 4 = 24
Wat wordt de vergelijking na stap 1?
A
7b = 20
B
7b = 28
C
7b -28 = 0
D
3b = 24

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

7b - 4 = 24
Wat is dan de oplossing voor b?
A
7b = 20 b = 13
B
7b - 28 = 0 7b = 28
C
7b = 28 b = 4
D
3b = 24 b =8

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De vergelijking is 13 a - 6 = 33.
De oplossing is a = 2
Klopt dit?...Controleer dit.
A
ja klopt
B
nee klopt niet
C
ik weet niet hoe ik dat moet controleren

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

2.4 Formules uit Grafieken
Hoe weet je het stijggetal of daalgetal vanuit een grafiek?
en hoe kan je een formule maken bij een grafiek met regelmaat?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Formules maken vanuit de grafiek 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Ik kan in een grafiek van een lineaire grafiek het begingetal aflezen.
Begingetal in de grafiek: 
-waar de grafiek/lijn de verticale as snijdt.
- de bijbehorende waarde bij 0 op de x-as
Startgetal = 50

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat is het begingetal ?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions


Wat is het begingetal van deze grafiek?
A
6
B
1
C
2
D
ik begrijp dit niet

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het begingetal ?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Formule maken

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Maak de formule bij
deze grafiek

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de variabelen?

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Het stijggetal of daalgetal berekenen
Voorbeeld
Stap 1.    Zoek twee roosterpunten op de grafiek.


Stap 2.   Bereken de horizontale afstand ; 
dus hoeveel stappen van links naar rechts
en de vertikale afstand , dus hoeveel stappen 
van boven of naar beneden

Stap 3.
Deel de vertikale afstand door de horizontale 
afstand.   Dit antwoord is het stijggetal/daalgetal.
Deel de verticale waarde door de horizontale waarde.
verticaal : horizonaal = stijggetal of daalgetal.

Slide 38 - Slide

De slide tript em lol
Stijggetal en daalgetal
Dus: 
Hoe bereken je een stijg- of daalgetal:

=      verticale toename
        horizontale toename

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Hoe bereken je een stijg- of daalgetal?
A
verticaal : horizontaal
B
horizontaal : verticaal

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het stijggetal?
A
1
B
400
C
2800
D
600

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het stijggetal bij deze grafiek?
A
6
B
1
C
2
D
ik begrijp dit niet

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de formule van deze grafiek?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

2.5 Formules uit Tabellen
Hoe weet je het stijggetal of daalgetal vanuit een tabel?
en kan je een formule maken bij een tabel met regelmaat?

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Formules maken vanuit tabellen 
stap 1. Je beginpunt staat altijd 
 onder de 0.  Als je tabel geen
 0 heeft, dan  moet je terugrekenen.

stap 2.  Stijggetal of daalgetal
        = toe(af)name onderin de tabel
            toe(af)name bovenin de tabel

stap 3. Maak de formule met de variabele (onderin)  beginnen

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Kies de juiste formule
bij deze tabel?
A
tijd = 0 + 3 x gewicht
B
Gewicht in kg= 105 - 2x tijd
C
Gewicht in kg= 105 - 6x tijd
D
Gewicht in kg= 105 + 2x tijd

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Ken je nu alles voor de toets?
Succes met leren van Hoofdstuk 2



OEFEN NOG DE ONLINE OEFENTOETS !!!!                           

Slide 47 - Slide

This item has no instructions