Le 8 juin

 Coucou H3!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 Coucou H3!

Slide 1 - Slide

Le programme
- Roland Garros, c´est quoi?
Voca 4 en 5 geleerd?
- Uitleg grammatica EN en Y
- Grammaticatrainers maken

Doelen: Ik maak kennis met nieuwe grammatica en kan toepassen.
Ik maak kennis met de Franse cultuur.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video


Wat is Roland Garros?
A
Een voetbaltoernooi
B
Een rugbytoernooi
C
Een tennistoernooi
D
Een golftoernooi

Slide 4 - Quiz

Vrai ou faux:

Roland Garros is een gras toernooi
A
vrai
B
faux

Slide 5 - Quiz

Qui était Roland Garros?
A
un joueur de tennis
B
un nageur
C
un pilote
D
une figure politique

Slide 6 - Quiz

Sport:
Hoe heet de trofee van het vrouwentoernooi van Roland Garros?
A
Coupe des Mousquetaires
B
Coupe Philippe-Chatrier
C
Coupe Simone-Mathieu
D
Coupe Suzanne-Lenglen

Slide 7 - Quiz

Wie heeft Roland Garros 2022 gewonnen?
A
Djokovic
B
Nadal

Slide 8 - Quiz

Y en EN

Slide 9 - Slide

Y / EN
 - Verwijst altijd naar iets anders​

 - Je vertaalt met er (erover, erheen, ernaar, erin...)​

Wanneer Y? Wanneer EN? 

Slide 10 - Slide

Traduction 'Y' & 'EN'

Slide 11 - Slide

y/en
- EN vervangt de + zelfstandig naamwoord
Je mange des bananes. J´en mange.

- Y vervangt alle andere voorzetsels + zelfstandig naamwoord
Il habite dans une maison. Il y habite.

Slide 12 - Slide

Y

Slide 13 - Slide

De plek van "en/y"
- en / y --> altijd voor het hele werkwoord.

- staat er geen heel werkwoord in de zin? --> direct voor de persoonsvorm

- on va en  faire deux. | on en  fait deux.
- on peut y  aller en bus. | on y  va en bus.

Slide 14 - Slide

Wat betekent 'y' in de zin "Oui, je vais y aller" ?
A
dat
B
het
C
erheen
D
daar

Slide 15 - Quiz

Vervang door: en of y:
Nous voulons aller en France
A
nous y voulons aller
B
nous voulons y aller
C
nous voulons en aller
D
nous en voulons aller

Slide 16 - Quiz

Vervang door: en of y:
Je vais à Paris
A
J' y vais
B
J'en vais
C
Je lui vais
D
Je la vais

Slide 17 - Quiz

Vervang door: en of y:
Je veux manger des bonbons.
A
j'en veux manger
B
je veux en manger
C
j'y veux manger
D
je veux y manger

Slide 18 - Quiz

Wat is de vertaling van Y/EN
A
de hele of alle
B
een ER woord
C
mijn, jouw, haar etc..
D
lidwoorden het en de

Slide 19 - Quiz

Vervang door y of en
Je vais en Espagne
A
y
B
en

Slide 20 - Quiz

Vervang door y of en
Il habite dans un appartement
A
y
B
en

Slide 21 - Quiz

Vervang door y of en
Tu parles de tes copains?
A
y
B
en

Slide 22 - Quiz

Wat is de plaats in de zin van Y/EN?

Slide 23 - Open question

Welke zin is juist?
Il va acheter des fleurs demain.
A
Il va en acheter demain.
B
Il va y acheter demain.
C
Il en va acheter demain,
D
Il y va acheter demain.

Slide 24 - Quiz

Welke zin is juist?
Je séjourne à Lyon.
A
J'en séjourne.
B
J' y séjourne à Lyon.
C
Je y séjourne.
D
J' y séjourne.

Slide 25 - Quiz

Vervang door Y/EN
Tu vas choisir des livres de maths.

Slide 26 - Open question

Vervang door Y/EN
Ils marchent sur le quai.

Slide 27 - Open question

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu mangé des fraises? 
Oui, j'.... ai mangé. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
Nous allons acheter des fleurs, je vais......en acheter.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 28 - Drag question

Verschil tussen alle pers. vnmwd
-Als onderwerp:
Je suis petit.
-Met nadruk:
Moi, je suis petit.
-Als vervanging van LV:
Je donne une fleur. Je la donne.
-Als vervanging van MV (mensen):
-Je donne une fleur à ma mère. Je lui donne une fleur.
- Vervanging door EN:
Je mange des pommes. J´en mange.
- Vervanging door Y (dingen of plaats):
Je vais aller à Paris. Je vais y aller.

Slide 29 - Slide

Ik begrijp hoe ik in het Frans delen van de zin kan vervangen door 'y' en 'en'.
A
Ja, dit lukt al goed.
B
Ja, maar ik vind het nog moeilijk.
C
Nee, ik heb extra hulp/uitleg nodig.

Slide 30 - Quiz

Et maintenant, au travail....
- Finir les grammaticatrainers en ligne chapitre 5
- Reviser les mots et la grammaire du chapitre 4!



Slide 31 - Slide

Les devoirs
- Herhalen alle woorden en grammatica (chp 4)

Volgende les gaan jullie een proeftoets maken over chapitre 4 woorden en grammatica. Probeer eerst de proeftoets te maken zonder hulp.



Slide 32 - Slide