L3 Basis

NaSk quiz
Leerjaar: 3
Niveau: Basis
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NaSk quiz
Leerjaar: 3
Niveau: Basis

Slide 1 - Slide

Onderwerp: Licht

Slide 2 - Slide

welke lichtbron gebruik je het meest
A
de zon
B
kaarsen
C
een lamp
D
tl-buis

Slide 3 - Quiz

het deel van de omgeving dat je kunt zien heet
A
omgevingszicht
B
gezichtsveld
C
kijkgat
D
bril

Slide 4 - Quiz

wat is een voorbeeld van een natuurlijke lichtbron
A
een lamp
B
een kaars
C
de zon
D
zaklantaarn

Slide 5 - Quiz

lichtstralen gaan wel of niet in rechte stralen
A
wel
B
niet

Slide 6 - Quiz

hoe ziet je spiegelbeeld eruit in een gewone spiegel
A
evengroet als jezelf
B
groter dan jezelf
C
kleiner dan jezelf

Slide 7 - Quiz

heel veel lichtstralen samen noem je
A
lichtinval
B
veel lichtstalen
C
een lichtbundel
D
fel licht

Slide 8 - Quiz

divergente lichtbundel betekend
A
niets
B
steeds verder uit elkaar
C
steeds dichter naar elkaar
D
Steeds op dezelfde afstand

Slide 9 - Quiz

convergete lichtbundel betekent
A
steeds verder uit elkaar
B
dichter naar elkaar toe
C
steeds dezelfde afstand
D
daar kun je niets over zeggen

Slide 10 - Quiz

doorzichtige materialen breken lichtstralen die schuin op het oppervlak vallen, hoe heet dit?
A
afsnijding
B
lichtnet
C
fake licht
D
lichtbreking

Slide 11 - Quiz

een bolle lens
A
is aan de binnenkant dikker dan de buitenkant
B
is aan de buitenkant dikker dan aan de binnenkant
C
is overal even dik
D
daar kun je niets over zeggen.

Slide 12 - Quiz

een bolle lens is
A
positieve lens
B
negatieve lens
C
neutrale lens
D
geen lens

Slide 13 - Quiz

een vergrootglas is een
A
holle lens
B
bolle lens
C
rechte lens
D
alleen glas

Slide 14 - Quiz

welke letter is de afkorting voor brandpunt
A
V
B
B
C
P
D
F

Slide 15 - Quiz

wat is waar? een holle lens
A
buigt lichtstralen naar elkaar toe
B
buigt lichtstralen van elkaar af
C
buigt een lichtstraal divergent
D
buigt een lichtstraal niet

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de afstand van de lens tot het voorwerp
A
beeld afstand
B
logische afstand
C
voorwerpafstand
D
wegwerpafstand

Slide 17 - Quiz

Onderwerp: Brander

Slide 18 - Slide

Wanneer gebruik je een pauzevlam?
Als je de brander................
A
een paar minuten nodig hebt
B
tien minuten niet nodig hebt

Slide 19 - Quiz

Als je de brander aansteekt, moet de luchtschijf open of dicht zijn?
A
open
B
dicht

Slide 20 - Quiz

Met een brander kan je vier soorten vlammen maken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gasregelschroef
B
luchtring

Slide 22 - Quiz

Welke vlam van een brander is het heetst?
A
De gele vlam
B
De blauwe vlam
C
De ruisende vlam met blauwe kern

Slide 23 - Quiz

Als je een gele vlam zit uit een brander, dan is er
A
onvolledige verbranding
B
volledige verbranding

Slide 24 - Quiz

Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam

Slide 25 - Quiz

Geluid wordt gemaakt door een geluids-bron.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Onderwerp: Geluid

Slide 27 - Slide

Hard geluid heeft hogere trillingen dan zacht geluid.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Materiaal dat geluid terugkaatst is .....
Materiaal dat geluid terugkaatst is .....
A
Hard en glad
B
Hard en ruw
C
Zacht en glad
D
Zacht en ruw

Slide 29 - Quiz

Wat is geluid?
A
Een vaste stof die geluid maakt
B
Een vloeistof die geluid maakt
C
Een trilling die zich door de lucht verplaatst
D
Een gas dat trilt

Slide 30 - Quiz

Wanneer is geluid te hard?
A
Boven de maximale geluidssterkte
B
Dat is voor iedereen verschillend.
C
20.000 Hz
D
Boven 100 dB

Slide 31 - Quiz

een hoog geluid heeft een
A
kleine amplitude
B
kleine trillingstijd
C
grote amplitude
D
grote trillingstijd

Slide 32 - Quiz

Amplitude van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid

Slide 33 - Quiz


Welk geluid is het hoogste?
A
a
B
b
C
c
D
niet te zeggen

Slide 34 - Quiz

Onderwerp: Stoffen en materialen

Slide 35 - Slide

Corrosief wil zeggen:
A
deze stof is schadelijk
B
deze stof kan materialen, ogen en huid ernstig aantasten
C
deze stof kan brandbare stoffen heviger laten branden

Slide 36 - Quiz

De dichtheid van ijs is .... dan de dichtheid van water





















































































































De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
timer
0:10
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk

Slide 37 - Quiz

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee

Slide 38 - Quiz

De dichtheid van de vis is ......... de dichtheid van water
A
Groter dan
B
Kleiner dan
C
Gelijk aan
D
Geen idee

Slide 39 - Quiz

De dichtheid van de zeep is ......... de dichtheid van water
A
Groter dan
B
Kleiner dan
C
Gelijk aan
D
Geen idee

Slide 40 - Quiz

De dichtheid is ...
A
Hoeveel Volume één gram stof heeft
B
Hoeveel massa één cm³ heeft

Slide 41 - Quiz

Elke stof heeft bijzonderheden, deze noem je ......
A
materialen
B
stoffen
C
stofeigenschappen
D
voorwerpen

Slide 42 - Quiz

De winnaar is...

Slide 43 - Slide