- Ik weet dat een breuk een deel van een geheel aangeeft
- Ik ken de begrippen teller en noemer en weet wat ze in een breuk aangeven.
- Ik weet dat een breuk gelijk is aan 1 als de teller en de noemer even groot zijn.
- Ik weet dat een breuk groter is dan 1 als de teller groter is dan de noemer.
- Ik weet wat een samengestelde breuk is.
- Ik kan (samengestelde) breuken positioneren op een getallenlijn met hele getallen en decimale getallen om zo de waarde te zien
- Ik kan breuken vereenvoudigen.