Week 2: Observeren en interpreteren

Communicatie 3
Terugblik stageopdracht 1.3
Observeren en interpreteren
Wat is observeren
Wat is interpreteren
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Communicatie 3
Terugblik stageopdracht 1.3
Observeren en interpreteren
Wat is observeren
Wat is interpreteren

Slide 1 - Slide

Stageopdracht 1.3
Hoe is het gegaan?

Slide 2 - Slide

Observeren
Wat is observeren?

Slide 3 - Slide

Waarnemen, observeren en interpreteren
  • Waarnemen gaat vanzelf: ruiken, voelen, zien, horen.
Doe je dit gericht, met een doel, dan ben je aan het observeren.
  • Observeren: objectief + zonder je eigen mening.
Dat is moeilijk en dat gaan we in de les ook trainen.
  • Interpreteren: betekenis geven aan wat je hebt gezien.
Je gebruikt kennis om bijvoorbeeld in te vullen wat oorzaken van bepaald gedrag kunnen zijn.

Slide 4 - Slide

Objectief observeren
Hier moet je jezelf in trainen!
Lees de volgende twee gedachten bij observaties:
"Die mevrouw loopt in een hoog tempo, haar jas wappert in de wind."
"Ze heeft vast haast. Waarom zou ze zo snel lopen?"
Wat is het verschil tussen deze twee? Welke gedachte is objectief? Welke subjectief?

Slide 5 - Slide

Video:
Kijk wat er gebeurt als we te snel oordelen over wat we zien.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Observatiemethoden
  • Zonder meetinstrument. Je gebruikt alleen je zintuigen.
  • Met meetinstrument. Dit kan een risicosignaleringslijst zijn, maar ook een thermometer, bloeddrukmeter of teststrip.
  • Multidisciplinaire observatie. 

Slide 8 - Slide

Verstoringen
Het is natuurlijk belangrijk dat je observaties de juiste gegevens opleveren. Voorkom daarom dat er verstoringen optreden.

Wat zouden verstoringen kunnen zijn?

Slide 9 - Slide

Verstoringen
  • Je bent onvoldoende alert op wat er met de cliënt en zijn omgeving gebeurt.
  • Je bent onvoldoende actief of gemotiveerd.
  • Je hebt niet voldoende kennis en/of ervaring.
  • Je bent bevoordeeld of handelt vanuit automatisme.
  • Je bent te snel met het trekken van conclusies.
  • Je gebruikt verouderde of inadequate hulpmiddelen.
  • Je richt je teveel op één aspect waardoor je de cliënt niet in zijn totaliteit waarneemt.
  • Je hebt geen goede relatie met je cliënt.

Slide 10 - Slide

2.2 opdracht waarnemen en interpreteren

één vrijwilliger nodig!

De anderen kijken naar wat de student doet en schrijven dit op.

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Voorbereiding + checking
Hoe heb je de oefening in de klas ervaren?
2.3 stageopdracht
Opdrachten Learnbeat

Slide 12 - Slide