Les 4.3 Molecuulformules

Leerdoelen 4.3 Reactievergelijking kloppend maken
  • Je kunt het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking beschrijven.
  • Je kunt de molecuulformule en naam van enkele veelvoorkomende stoffen noteren.
  • Je kunt reactievergelijkingen kloppend maken.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen 4.3 Reactievergelijking kloppend maken
  • Je kunt het verschil tussen een reactieschema en een reactievergelijking beschrijven.
  • Je kunt de molecuulformule en naam van enkele veelvoorkomende stoffen noteren.
  • Je kunt reactievergelijkingen kloppend maken.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Alcohol molecuul schrijf je als: 
C2H6O

Slide 3 - Slide

Alcohol molecuul schrijf je als: 
C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.

Slide 4 - Slide

3 alcohol moleculen 
schrijf je als: 
3 C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.

Slide 5 - Slide

3 alcohol moleculen 
schrijf je als: 
3 C2H6O
Index: staat rechtsonder een symbool. Geeft het aantal atomen in het molecuul weer.
Coëfficiënt: geeft aantal moleculen in totaal weer. 

Slide 6 - Slide

H2O vs. H2O2

Slide 7 - Slide

Hoe groot is de coëfficiënt in deze notatie en wat geeft deze aan?

Slide 8 - Open question

Noteer de namen van de atoomsoorten waaruit de moleculen van deze stof zijn opgebouwd.

Slide 9 - Open question

Hoeveel waterstofatomen zitten er in één molecuul?

Slide 10 - Open question

Hoeveel zuurstofatomen heb je hier in totaal?

Slide 11 - Open question

Hoe heet het getal 5 in deze formule?

Slide 12 - Open question

Molecuulformules
Gewoon uit je hoofd leren!

Tip:
  • Mono betekent ‘1’
  • Di betekent ‘2’
  • Dit heeft betrekking tot de stof die erachter staat

Slide 13 - Slide

Twee-atomige moleculen
De meeste elementen bestaan uit één-atomige moleculen. Maar een paar elementen bestaan uit twee-atomige moleculen.
Twee-atomige moleculen ezelbrug:
  • BrINClHOF
  • Br2I2N2Cl2H2O2F2

  • Of: Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda
  • Cl2aire F2ietst N2aar H2aar O2ma I2n Br2eda

Slide 14 - Slide

Maken 1 t/m 7 (7f niet)
Vanaf blz 30

Slide 15 - Slide

1
  • a) het aantal atomen van de stof die vóór de index staat 
  • b) het aantal moleculen
  • c) In reactieschema’s gebruik je woorden, géén formules (dus heb je geen index en coëfficiënt nodig)

Slide 16 - Slide

2

Slide 17 - Slide

3
  • Denk aan ezelsbruggetje: Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda!

Slide 18 - Slide

4
  • a) 3
  • b) 1
  • c) 4

Slide 19 - Slide

5
  • 4 x koolstof(atoom)
  • 5 x waterstof(atoom)
  • 3 x stikstof(atoom)
  • 9 x zuurstof(atoom)

Slide 20 - Slide

6
  • koolstof, waterstof en zuurstof
  • Let op: het antwoord C, H en O is niet juist. Dat zijn symbolen, geen namen.

Slide 21 - Slide

7
  • a) 2
  • b) 5
  • c) 3
  • d) 3
  • e) 5x2 = 10 zuurstofatomen

Slide 22 - Slide