Taalactieftaal thema, les 7: tijdproef

• Geschiedenis
• Basisschool
• Groep 6

Taal

Persoonsvorm en onderwerp.

Je gebruikt je eigen naam.

Hoe kan je de persoonsvorm vinden?

De tijdproef

Ik kan de persoonsvorm van een zin vinden door de tijd te veranderen.

Lesdoel:

Uitleg: persoonsvorm?

De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.

Het zegt wat het onderwerp doet.

Ik loop naar school.

De auto rijdt over de brug.

De kaas heeft gaten.

Bij de tijdproef zoek je de persoonsvorm door een andere tijd te gebruiken. 

Voorbeelden:

Hij woont in het hart van de stad.

Hij woonde....

Het is een beer van een vent.

Door hem ben ik nu mooi de sigaar.

Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.

Tegenwoordige tijd 

De kleuter draagt een trui.

Een kastanjeboom kleurt bruin.

De takken vallen op de grond.

Verleden tijd

De kleuter ... een trui.

Een kastanjeboom ... bruin.

De takken ... op de grond.

Korte quiz

Jullie krijgen een zin. Je verandert de tijd van de persoonsvorm.

Verander de persoonsvorm van tijd.
De man leest de krant.

Verander de persoonsvorm van tijd.
Groeit de plant hard?

Verander de persoonsvorm van tijd.
De bladeren zijn glad.

Verander de persoonsvorm van tijd.
De eekhoorn eet de kastanje.

Aan elkaar uitleggen:

Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp?

1: Tijdens de theatervoorstelling zitten de kinderen op zachte stoelen.

2: De juf knutselt met de kinderen een herfststuk.

3: Ik liet het potlood op de grond vallen.

Hoe vind jij de persoonsvorm het makkelijkst? Tijdsproef, getalsproef, vraagproef.

Kan jij nu de tijdsproef gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Ja!

Nee, nog niet.

Soms wel, soms niet.

Verwerking:

Maak taal, blok 3, les 7 */**

Klaar? Doe les 10 */** 

Taalactief, thema 3, week 1 & 2