Taalklas 1 extra H6 Sporten

Taalklas 1 extra H6
sporten
1 / 131
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 131 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalklas 1 extra H6
sporten

Slide 1 - Slide

Doelen
- we kennen 15 woorden
- we begrijpen de leestekst
- we antwoorden in juiste zinnen

Slide 2 - Slide

Hoeveel keer sport jij per week?
07

Slide 3 - Poll

Welke sport doe je?

Slide 4 - Mind map

Welke sport vind jij het mooist?
Wat is jouw lievelingssport?

Slide 5 - Open question

Wie is jouw sportheld?

Slide 6 - Mind map

Wat eet je als je ziek bent?

Slide 7 - Mind map

Woorden
Sport

Slide 8 - Slide

1.

Slide 9 - Slide

1. de kampioen

Slide 10 - Slide

2. 

Slide 11 - Slide

2. het doelpunt

Slide 12 - Slide

3. 

Slide 13 - Slide

3. hardlopen

Slide 14 - Slide

4.

Slide 15 - Slide

4. de kantine

Slide 16 - Slide

5.

Slide 17 - Slide

5. trainen

Slide 18 - Slide

6.

Slide 19 - Slide

6. de wedstrijd

Slide 20 - Slide

7. 

Slide 21 - Slide

7. winnen

Slide 22 - Slide

8. 

Slide 23 - Slide

8. sterk

Slide 24 - Slide

9.

Slide 25 - Slide

9. de scheidsrechter

Slide 26 - Slide

10.

Slide 27 - Slide

10. sporten

Slide 28 - Slide

11.

Slide 29 - Slide

11. spelen

Slide 30 - Slide

12.

Slide 31 - Slide

12. verliezen

Slide 32 - Slide

13. 

Slide 33 - Slide

13. het team

Slide 34 - Slide

14.

Slide 35 - Slide

14. spierpijn

Slide 36 - Slide

15.

Slide 37 - Slide

15. de bal

Slide 38 - Slide

NOG 1 X
Daarna dictee

Slide 39 - Slide

1.

Slide 40 - Slide

1. de kampioen

Slide 41 - Slide

2. 

Slide 42 - Slide

2. het doelpunt

Slide 43 - Slide

3. 

Slide 44 - Slide

3. hardlopen

Slide 45 - Slide

4.

Slide 46 - Slide

4. de kantine

Slide 47 - Slide

5.

Slide 48 - Slide

5. trainen

Slide 49 - Slide

6.

Slide 50 - Slide

6. de wedstrijd

Slide 51 - Slide

7. 

Slide 52 - Slide

7. winnen

Slide 53 - Slide

8. 

Slide 54 - Slide

8. sterk

Slide 55 - Slide

9.

Slide 56 - Slide

9. de scheidsrechter

Slide 57 - Slide

10.

Slide 58 - Slide

10. sporten

Slide 59 - Slide

11.

Slide 60 - Slide

11. spelen

Slide 61 - Slide

12.

Slide 62 - Slide

12. verliezen

Slide 63 - Slide

13. 

Slide 64 - Slide

13. het team

Slide 65 - Slide

14.

Slide 66 - Slide

14. spierpijn

Slide 67 - Slide

15.

Slide 68 - Slide

15. de bal

Slide 69 - Slide

Dictee!
Dictee!

Slide 70 - Slide

1. 

Slide 71 - Slide

2.

Slide 72 - Slide

3.

Slide 73 - Slide

4.

Slide 74 - Slide

5.

Slide 75 - Slide

6. 

Slide 76 - Slide

7.

Slide 77 - Slide

8.

Slide 78 - Slide

9.

Slide 79 - Slide

10. 

Slide 80 - Slide

11. 

Slide 81 - Slide

12.

Slide 82 - Slide

13.

Slide 83 - Slide

14.

Slide 84 - Slide

15. 

Slide 85 - Slide

Nakijken 

Slide 86 - Slide

1. sterk

Slide 87 - Slide

2. de scheidsrechter

Slide 88 - Slide

3. sporten

Slide 89 - Slide

4. spelen

Slide 90 - Slide

5. verliezen

Slide 91 - Slide

6. het team

Slide 92 - Slide

7. de spierpijn

Slide 93 - Slide

8. de bal

Slide 94 - Slide

9. de kampioen

Slide 95 - Slide

10. het doelpunt

Slide 96 - Slide

11. hardlopen

Slide 97 - Slide

12. de kantine

Slide 98 - Slide

13. trainen

Slide 99 - Slide

14. de wedstrijd

Slide 100 - Slide

15. winnen

Slide 101 - Slide

STENCILS MAKEN
- leer de woordjes (1)
- vertaal de woorden (2)
- invuloefening (3)
- volgorde letters (4)
- leesopdracht (5)

Slide 102 - Slide

2. Laat je woordenlijst zien
- overgeschreven
- vertaald naar jouw taal

Slide 103 - Slide

3. invuloefening
- typ je antwoord
- verbeter je stencil

Slide 104 - Slide

1. Zij maakt een ....
A
winnen
B
doelpunt
C
sporten

Slide 105 - Quiz

2. Wij willen de wedstrijd....
A
winnen
B
doelpunt
C
sporten

Slide 106 - Quiz

3. Wij .... in de sportschool.

Slide 107 - Open question

4. Het is niet leuk om te .....
A
verliezen
B
de bal
C
de kantine

Slide 108 - Quiz

5. Na de wedstrijd drinken we iets in de .....
A
verliezen
B
de bal
C
de kantine

Slide 109 - Quiz

6. Hij heeft ..................
A
verliezen
B
de bal
C
de kantine

Slide 110 - Quiz

6. Hij heeft ......

Slide 111 - Open question

7. Ik houd van ......... in het park.
A
hardlopen
B
spierpijn
C
Het team

Slide 112 - Quiz

8. Ik heb ............. van het sporten.
A
hardlopen
B
spierpijn
C
Het team

Slide 113 - Quiz

9. .......... speelt goed.

Slide 114 - Open question

10. Zij is heel .........
A
kampioen
B
trainen
C
sterk

Slide 115 - Quiz

11. Hij wil ............. worden.
A
kampioen
B
trainen
C
sterk

Slide 116 - Quiz

12. Wij ............ voor de wedstrijd.

Slide 117 - Open question

13. ............. begint om 12 uur.
A
spelen
B
De wedstrijd
C
De scheidsrechter

Slide 118 - Quiz

14. Wij ........ met onze vrienden.
A
spelen
B
De wedstrijd
C
De scheidsrechter

Slide 119 - Quiz

15. ................. geeft een gele kaart.

Slide 120 - Open question

Laat je invuloefening zien

Slide 121 - Slide

4. Maak goede woorden.
Wat hoort bij elkaar? Trek een lijn.

Slide 122 - Slide

4. Wat pas bij elkaar?
lopen
rechter
punt
pijn
strijd
pioen
scheids
wed
kam
hard
spier
doel

Slide 123 - Drag question

5 Leesopdracht

Slide 124 - Slide

5 Lees de tekst:
Richard en Soufian gaan vandaag voetballen.
Ze worden misschien kampioen. 
Richard heeft de bal.
Hij maakt een doelpunt!
De wedstrijd is klaar.
Jammer, het team is geen kampioen.
Richard en Soufian nemen een drankje in de kantine.

Slide 125 - Slide

Wie heeft de bal?

Slide 126 - Mind map

Is het team kampioen geworden?

Slide 127 - Mind map

Wat doen Richard en Soufian na de wedstrijd??

Slide 128 - Mind map

Slide 129 - Slide

Slide 130 - Link

Slide 131 - Slide