This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Rivieren zijn een onderdeel van de waterkringloop.
→ In welk deel van de waterkringloop blijft water het kortst?
A
een rivier
B
een gletsjer
C
grondwater
D
de zee
Slide 1 - Quiz
Slide 2 - Slide
Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta
Slide 3 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta
Slide 4 - Quiz
Welke vorm van irrigatie zie je op de foto?
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie
Slide 5 - Quiz
Wat betekent ontzilten?
A
Nieuwe plantensoorten ontwikkelen die goed tegen zout kunnen
B
Nog slimmer irrigeren
zodat je weinig water nodig hebt
C
Het proces om van zeewater zoutwater maken
D
Nieuwe grondsoorten ontwikkelen die goed tegen planten kunnen
Slide 6 - Quiz
Welke soort vervuiling?
A
Organische vervuiling
B
Chemische vervuiling
C
Thermische vervuiling
Slide 7 - Quiz
Zorgen voor een juiste waterkwantiteit betekent:
A
(te) veel water
B
Schoon water
C
niet teveel en niet te weinig water
D
(te) weinig water
Slide 8 - Quiz
Het westen van China is dunbevolkt omdat:
A
Het er te hoog en te droog is
B
Het er te hoog en te nat is
C
Het er te laag en te droog is
D
Het te laag en te nat is.
Slide 9 - Quiz
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
D
Kanaalirrigatie
Slide 10 - Quiz
Wat voor soort rivier is de Maas?
A
regenrivier
B
gletsjerrivier
C
gemengde rivier
D
grondwaterrivier
Slide 11 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Klik om te vergroten.
Welke begrip hoort bij de nummer 1 in de legenda, als 1 hoort bij het gebied tussen de oranje stippelijnen?
A
Rivier
B
Grondwater
C
Waterscheiding
D
Stroomgebied
Slide 12 - Quiz
Welke begrippen horen bij de bovenloop van een rivier?
A
sedimentatie
B
overstroming
C
Erosie
D
havens
Slide 13 - Quiz
Het debiet van een rivier verschilt van jaargetijde tot jaargetijde, maar ook van plaats tot plaats. De verschillen in de tijd worden veroorzaakt door [1]. De verschillen van plaats tot plaats worden veroorzaakt door [2] en [3].
→ Wat moet er staan op de plaats van de cijfers?
A
1: de grootte van het stroomgebied,
2: waterwinning uit de rivier,
3: neerslagverschillen
B
1: waterwinning uit de rivier,
2: neerslagverschillen,
3: de grootte van het stroomgebied
C
1: neerslagverschillen,
2: de grootte van het stroomgebied,
3: waterwinning uit de rivier
Slide 14 - Quiz
In China is er een duidelijk verband tussen hoogteligging en de hoeveelheid neerslag.
→ De meeste neerslag valt
A
in het Hoogland van Tibet.
B
valt op de laagvlakten aan de kust.
C
op de Mongoolse Hoogvlakte en het Tarimbekken.
D
in de middelgebergten in het zuiden.
Slide 15 - Quiz
Bij de Drieklovendam zijn grote sluizencomplexen aangelegd.
Bekijk de afbeelding.
→ Waarom zijn die sluizen nodig?
A
Voor de vele scheepvaart op de Chang Jiang is een scheepslift niet genoeg.
B
Om extra water door te laten, als het veel heeft geregend in de bovenloop van de Chang Jiang.
C
Om vissen de stuwdam te kunnen laten passeren.
D
Met de sluizen kan water in een droge tijd weer omhoog worden gepompt.
Slide 16 - Quiz
Door de aanleg van de Drieklovendam is de afvoer van slib door de rivier veranderd.
Bekijk de afbeelding. (Veranderde afvoer van slib, door de aanleg van de Drieklovendam).
→ Wat is er gebeurd?
A
Door de bouw van de dam is de erosie stroomafwaarts toegenomen.
B
Door de bouw van de dam is de erosie stroomopwaarts afgenomen.
C
Door winning van zand en grond (voor beton) voor de dam is er veel minder slib in de rivier terechtgekomen.
D
Door de bouw van de dam blijft het slib nu in het stuwmeer achter.
Slide 17 - Quiz
De Huang He heeft heel veel vruchtbare grond in het Noord-Chinese Laagland neergelegd.
→ Wat is de belangrijkste oorzaak van die sterke sedimentatie?
A
Sterke bodemerosie in de bovenloop en een lage stroomsnelheid in de benedenloop.
B
Een sterke stroming in de bovenloop en een groot hoogteverschil in de benedenloop.
C
Veel neerslag in de bovenloop en weinig neerslag in de benedenloop.
D
Weinig water in de bovenloop en een brede rivier in de benedenloop.
Slide 18 - Quiz
Lees bron 6. (klik om in te zoomen)
De tekst van bron 6 gaat over...
A
waterkwaliteit en het noorden van China
B
waterkwaliteit en het zuiden van China
C
waterkwantiteit en het noorden van China
D
waterkwantiteit en het zuiden van China
Slide 19 - Quiz
Onderzoek van de Universiteit Utrecht laat zien dat de gebieden met de grootste uitputting van grondwater in India, Pakistan, de Verenigde Staten en China liggen.
→ Wat is de grootste verbruiker van grondwater in China?
A
de Chinese industrie
B
de landbouw
C
recreatiebedrijven, zoals vakantieparken en zwembaden
D
de huishoudens
Slide 20 - Quiz
Samen met India heeft China het grootste oppervlak aan geïrrigeerde landbouwgrond. Toch is irrigatie in China lang niet altijd effectief. Veel boeren irrigeren midden op de dag.
→ Waarom is dat eigenlijk precies het verkeerde moment van de dag?
A
Dan doen de boeren ook ander werk, zodat ze langer irrigeren dan nodig is.
B
Dan nemen de planten het meeste water op, omdat de zon dan het felst schijnt.
C
Dan hebben de rivieren minder water, omdat er overdag ook veel water voor drinkwater wordt gewonnen.
D
Dan verdampt het meeste water, zonder dat de planten er iets aan hebben.
Slide 21 - Quiz
In grote delen van China is er een watertekort. Het weinige water is vaak ook nog eens ernstig vervuild door fabrieken, huishoudens en de landbouw.
→ Welke uitspraak over waterzuivering is juist?
A
Je kunt voor schoner drinkwater zorgen door het water duurder te maken.
B
Je kunt voor schoner drinkwater zorgen door het water goedkoper te maken.
C
Je zorgt voor schoner drinkwater door hergebruik van grijs water.
D
Je zorgt voor schoner drinkwater door meer gebruik te maken van irrigatie.