les 2 Psychose en verslaving

1 / 32
next
Slide 1: Video
VerzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet...

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

This item has no instructions

De beker....en wat nog meer?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zie je hier?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

Kijk een halve minuut (of langer als je het volhoudt) naar het cirkeltje in het midden van de afbeelding. Kijk daarna naar de rug van je hand.
Verschil wanen en hallucinaties
Wanen zijn overtuigingen van bepaalde ideeën, die niet op waarheid berusten. Je kan bijvoorbeeld overtuigd zijn van het idee dat zoekgeraakte spullen zijn gestolen, dat iemand op de televisie persoonlijk tegen je spreekt of dat de persoon in de spiegel een vreemde is.
 

Bij hallucinaties zie, voel, hoor of ruik je dingen die er niet zijn. Je kan prachtige beelden of kleuren zien, maar ook heel angstige monsters. De plant in de vensterbank kan een agressieve kat zijn. Je kan stemmen horen in je hoofd of proberen de vogeltjes van het behangmotief te vangen.

Wanen zijn dus totaal verkeerde interpretaties van de werkelijkheid. Een hallucinatie is een verstoorde waarneming van de werkelijkheid.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wanen
  • Achtervolgingswaan
  • Schuld- of zondewaan
  • Betrekkingswaan 
  • Vervolgingswaan 
  • Grootheidswaan 
  • Somatische waan 
  • Jaloersheidswaan 









Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hallucinaties
  • Auditieve of geluidshallucinaties – je hoort dingen of stemmen die er niet zijn.
  • Visuele hallucinaties – Je ziet dingen die er niet zijn.
  • Tactiele of gevoelshallucinaties – Je voelt dingen die er niet zijn.
  • Smaakhallucinaties – Je proeft andere dingen dan die er in werkelijkheid zijn.
  • Reukhallucinaties – Je ruikt dingen die er niet zijn.
  • Ze zijn niet corrigeerbaar, het is de werkelijkheid van de zorgvrager in een acute psychose.






Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is een psychose?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kortdurende psychotische stoornis!




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wist je dat....
15% van de patienten kan na een enkele psychose weer een relatief normaal leven oppakken.

60% blijft regelmatig last houden van psychoses.

25% herstelt niet en zal niet meer zelfstandig kunnen leven.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

DSM 5 Schizofrenie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stemmen in je hoofd

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Psychose Gevoeligheid Syndroom

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Negatieve psychose symptomen



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Positieve psychose symptomen



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Behandeling

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Anti psychotica

Slide 23 - Slide

Dopamine is een geleidingstof in de hersenen. Het wordt ook wel het gelukshormoon of feel good drug genoemd.
Hoge concentraties dopamine maken dat de hersenen anders gaan werken en dat informatie anders wordt doorgegeven. Hierdoor kunnen symptomen van een psychose ontstaan. Antipsychotica verminderen de signalen van dopamine in je hersenen, waardoor er meer kans is dat de informatie op de goede manier wordt doorgegeven en psychotische ervaringen worden gedempt.

Zorg en communicatie

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wanneer is iets een verslaving?
Een onweerstaanbare behoefte om
'middelen' te gebruiken. 
Het verlangen wordt op een gegeven 
moment meer een afhankelijkheid, 
of zelfs noodzaak. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

je spreekt van verslaving als je:
- niet meer zonder een middel kunt, lichamelijk of psychisch
- steeds meer nodig hebt van een bepaald middel om hetzelfde effect te bereiken
- ontwenningsverschijnselen krijgt als je niet gebruikt.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

gebruik en misbruik
De grens tussen gebruik en misbruik ligt daar waar gebruik  het normaal dagelijks leven hindert. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Stoornissen in het gebruik van een middel (verslavingsstoornis)
alcohol , cannabis , tabak
hallucinogenen: tripmiddelen (mescaline, paddenstoelen);
inhalantia: snuifmiddelen (benzine, oplosmiddelen, lijm )
opioïden (opium, morfine, codeïne, methadon, oxycodon);
hypnotica: slaapmiddelen (nitrazepam, temazepam);
anxiolytica: angstdempende middelen (oxazepam, diazepam, lorazepam);
stimulantia: stimulerende middelen (amfetamine, cocaïne, cafeïne);

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

kenmerken
Buitensporig veel meer gebruiken dan de bedoeling was.
Buitensporig veel tijd besteden aan het verkrijgen en gebruiken.
Aanhoudend problemen hebben met het minderen of beheersen van het gebruik, ondanks dat die wens aanwezig is.
Er is een voortdurende hevige hunkering (‘zucht’).
Als gevolg van het gebruik de dagelijkse verantwoordelijkheden moeilijk of niet kunnen vervullen.
Doorgaan met het gebruik ondanks gevolgen zoals sociale, interpersoonlijke, relationele, psychische of lichamelijke problemen.
Het ontwikkelen van gewenning en/of ontwenningsverschijnselen.
Gebruik  die risico met zich meebrengen voor de veiligheid van zichzelf of anderen.
* Voor een verslaving hoeven niet alle en ook niet de meeste van deze kenmerken aanwezig te zijn.









Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Niet-middelgerelateerde (verslavings)stoornissen
gokverslaving
seks-, internet- en gameverslaving.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Wat vond je van deze dag?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions