recap grammar unit 4

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

grammar topics unit 4

Wat is de Past Simple van study

1. studyd
2. studyied
3. studyed
4. studied

Wat is de Past Simple van work

1. works
2. worked
3. working
4. work

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

1. She was living in the city.
2. She lived in the city.
3. She has lived in the city.
4. She has been living in the city.

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

1. Did you eat eggs for breakfast yesterday?
2. Do you always eat breakfast in the morning?
3. Have you eaten breakfast yet?
4. Has she seen the movie?

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?

1. I have lived in Utrecht for 13 years.
2. I was living in Utrecht.
3. I lived in Utrecht in 2010
4. I am living in Utrecht.

De past simple...

1. ... is de voltooide tijd in het Engels.
2. ... is de verleden tijd in het Engels.

Wat is de Past Simple van buy

1. buyed
2. bought
3. boughd
4. bught

past simple

- je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurt, vaak met een tijdsbepaling.

- je maakt de past simple door:

regelmatige ww + -(e)d. Onregelmatige ww hebben hun eigen rijtje, te vinden op pagina 261 van je boeken.

Present perfect:

1. I went to Spain last year.
2. They have been married since 2016

Wat is de present perfect?

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Voltooide tijd

Present perfect:

1. I have lived in The Hague for 10 years
2. I walk to school everyday

PRESENT PERFECT:
welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?

1. do of does
2. am of are
3. have of has
4. was of were

Present perfect:
Wanneer gebruik je de present perfect?

1. het is in het verleden gebeurd en niet belangrijk wanneer.
2. bij feiten, gewoontes en regelmaat.
3. wanneer het nog moet gaan gebeuren.
4. als het nu gebeurt.

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?

1. ww+ - ed
2. shit = ww+-s
3. vorm van to be + ww+-ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Present Perfect:
Which one is a correct present perfect sentence?

1. The school children went to the zoo.
2. The school children go to the zoo.
3. The school children have been to the zoo.
4. The school children doesn't go to the zoo.

Present perfect

gebruik wanneer:

- als je wilt zeggen hoe lang iets al aan de gang is of sinds wanneer.

- als je wilt zeggen dat iets gebeurd is in het. verleden maar je weet niet precies wanneer

- als iets zojuist kortgeleden gebeurd is (let op de signaalwoorden; already /just

vorm:

Have(n't)/has(n't) + part participle 

Past continuous is een tijd...

1. In de tegenwoordige tijd
2. In de verleden tijd

Wat is een past continuous?

1. They film the event with a hidden camera.
2. They filmed the event with a hidden camera.
3. They have filmed the event with a hidden camera.
4. They were filming the event with a hidden camera.

Past Continuous:
in welke zin wordt de past continuous gebruikt?

1. I haven't been to that film yet.
2. I was walking down the street when I tripped.
3. I lived in Utrecht in 2010
4. I am eating a sandwich.

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?

1. hele ww+ - ed of irregular verb
2. was/were hele ww+ -ing
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

welke is past continuous?

1. I ate a sandwich
2. I was eating a sandwich

Wat is een past continuous?

1. They film the event with a hidden camera.
2. They filmed the event with a hidden camera.
3. They have filmed the event with a hidden camera.
4. They were filming the event with a hidden camera.

wat is een past continuous?

1. i am waiting for the bus.
2. i has waited for the bus?
3. i was waiting for the bus.
4. ik weet het niet;(

past continuous 

gebruik je voor iets wat in het verleden een tijdje aan de gang was/ gebeurde 

vorm:

was(n't)/were(n't) + ww + -ing

some/any:

Please get me ... coffee!

1. some
2. any

Wat gebruik je in ontkennende zinnen? Some / Any?

1. Some
2. Any

some/any

I want to go ....

1. somewhere
2. anywhere

Does Peter have (some / any ) friends?

1. some
2. any

Some/Any:

Do you want ... lemonade?

1. any
2. some

She doesn’t want some/any coffee.

1. Some
2. Any

some / any
Are there ... questions?

1. some
2. any

some/any

any gebruik je in: 

- vragende en ontkennende zinnen

some gebruik je in:

- bevestigende zinnen en vragen waar je 'ja' als antwoord verwacht.