present simple to be + to have

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

Grammar

Present Simple: to be/to have.

To be and to have 

Today we will learn about the verbs 'to be' and 'to have' 

I am 

I have 

Present simple to be is in de ....

1. verleden tijd
2. tegenwoordige tijd

Wat zijn de drie present simple vormen van het werkwoord 'to be'?

1. be, is, are
2. am, is, are
3. am, is, being,
4. is, isnt, are

Wat betekent het werkwoord to be in het Nederlands?

1. zijn
2. hebben
3. worden
4. maken

They .... from the Netherlands.

1. am
2. is
3. are

What ... your name?

1. am
2. is
3. are

You ... doing a great job

1. am
2. is
3. are

I ... great at soccer

1. am
2. is
3. are

present simple: to have

wat betekent het werkwoord to have?

1. zijn
2. hebben
3. worden
4. weten

present simple: to have

Has en have zijn beide vormen van het werkwoord ‘hebben’, maar ze worden gebruikt in verschillende manieren.

Has wordt gebruikt bij de voornaamwoorden: he, she en it.

Have wordt gebruikt bij de voornaamwoorden: I, you, we en they.

present simple

I .... a pen

1. have
2. has

she .... blue hair.

1. have
2. has

he ... a cat.

1. have
2. has

It ... brown fur.

1. have
2. has

I ... two brothers.

1. have
2. has

ik begrijp de present simple van de werkwoord 'to be'

1. ja
2. ne

ik begrijp de present simple van de werkwoord to have

1. ja
2. nee