vdn4 les 3

vdn4 les 3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

vdn4 les 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Toets 1B

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

t

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Word je (loop je) boos 
als je dit leest (lezen, ik lees, je leest)?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 

-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd? 

-Opdrachten
-Leerdoel behaald? 

-Keuzemoment


Iedereen doet mee met de opdracht. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Na de les

-Weet ik dat zwakke ww -te(n) of de(n) achter de stam krijgen.
-Weet ik dat de stam = hele ww min -en
-Weet ik wanneer en hoe ik 't ex kofschip kan  gebruiken.







Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd?

-Opdrachten.
-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment. 


Iedereen doet mee met de opdracht. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Door de tijd te veranderen in de zin. Van tt naar vt; van vt naar tt.
Ik blijf vandaag thuis. (tt)                 Ik bleef gisteren thuis. (vt)
Werkt hij bij Mc Donalds? (tt)         Werkte hij bij Mc Donalds? (vt)

2. Het aantal te veranderen. Van ev naar mv; van mv naar ev. 
Ik (ev) blijf vandaag thuis.                Wij (mv) blijven vandaag thuis. 
Wij (mv) kiezen een cadeau uit.     Hij (ev) kiest een cadeau uit.    

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

 PersoonsVorm? tt

       1.  STAM van een werkwoord
= het hele ww -en



   2.  STAM van een werkwoord + t



   3. STAM van een werkwoord + en 
= HELE WERKWOORD
ww tegenwoordige tijd: 

Ik denk ik dans, ik vouw,      ik schrijf,      Ik reis
Denken   dansen   vouwen   schrijven     reizen
(een v aan het einde van de stam wordt een f)
(een z aan het einde van de stam wordt een s)

Hij denkt, zij schrijft, het werkt, wat werkt?, De auto start, Nederland beweegt


wij zingen, wij lopen, wij kopen, wij fietsen, wij reizen, wij whatsappen, wij chatten, wij gamen (jullie en zij)

Slide 12 - Slide

in tt 3 manieren om pv te spellen

1. stam
2. stam plus t
3. stam plus en
Stam van een ww is het hele ww -en. Het ww schrijven eindigt op een v,  in het enkelvoud wordt de v een f.  
Ik schrijf
jij schrijf
schrijf
zij schrijf
het schrijf
Wie schrijf
Wij schrijv 
jullie schrijv

Uitgang persoonsvorm tegenwoordige tijd.


t
jij? 
t
t
t ?
en = hele werkwoord
en = hele werkwoord

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Stam van een ww is het hele ww -en. Het ww reizen eindigt op een z, in het enkelvoud wordt de z een s  
                                        Ik reis
          Jij reis
reis
Zij reis
Het reis
Wie reis
Wij reiz
Jullie reiz
 
Uitgang persoonsvorm tegenwoordige tijd.


t
jij?
t
t
t ?
en = hele werkwoord
en

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stam van een ww is het hele ww -en.


                                        Ik land
          Jij land
land
Zij land
Het land
Wie land
Wij land
Jullie land

 
Uitgang persoonsvorm tegenwoordige tijd.


t
jij?
t
t
t ?
en
en

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd? 

-Opdrachten
-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment.


Iedereen doet mee met de opdracht. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Check:

Opdracht 1: Wat is het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord?
Leg uit en geef voorbeelden.









Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Is het onderstaande woord een zwak of een sterk werkwoord. Zwak ww Sterk ww
a. worden
b. bestellen
c. fietsen
d. kopen
e. zwemmen
f. reizen
g. juichen
h. blazen
i. wrijven
j. ontdekken

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Sterk
a. worden

d. kopen
e. zwemmen

h. blazen
i. wrijven

Zwak

b. bestellen
c. fietsen

f. reizen
g. juichen

j. ontdekken

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd? 

-Opdrachten
-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment


Iedereen doet mee met de opdracht. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

(Verbuigen)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden:
Ik loop- ik liep    Ik ben- ik was   Ik blaas- ik blies


Zwakke werkwoorden:
Ik werk - Ik werkte Wij werkten  Ik speel- Ik speelde -Wij speelden   Het brandt- Het brandde - De auto's brandden. 
Sterke ww hebben geen hulp nodig! 
Zijn eigenwijs!
Zwakke ww hebben 
hulp nodig! 
te(n) of de(n)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden







Zwakke werkwoorden hebben in de verleden tijd hulp nodig van -te(n) en -de(n). 
Ik werk. Ik werkte.
Het gebeurt. Het gebeurde.
De mensen fietsen. De mensen fietsten. 
Het vuur brand. De vuren brandden gisteren. 


Sterke werkwoorden 





Sterke werkwoorden hebben geen hulp nodig. 
Ze zijn eigenwijs. Ze bepalen in de verleden tijd zelf wel welke uitgang het werkwoord krijgt. Daarom moet je ze ook uit het hoofd leren. 
Ik word. Ik werd.           Ik loop. Ik liep.
Ik ben. Ik was.                Ik houd. Ik hield. 
Hij blaast. Hij blies.     Wij houden. Wij hielden.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Stam

Ik werk
jij werk
zij werk
het werk
Wij werk 
jullie werk

Zwakke werkwoorden hebben hulp nodig in de vt: te of de
te
te
te
te
ten
ten

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

stam


                                                Ik land
          jij land
zij land
het land
wij land
jullie land

 
Zwakke werkwoorden hebben hulp nodig in de vt: te of de

de
de
de
de
den
den

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wanneer + te(n) of de(n) in de vt bij zwakke werkwoorden?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wanneer + te(n) of de(n) in de vt?
Verbuig het werkwoord naar de verleden tijd: 
Ik bestel                 
Hij bestelt
Wij bestellen            
Ik pel                      
Hij pelt                    
Ik werk                    
Hij werkt   
Wij werken             
De lamp verlicht 
De lampen verlichten
Maak de opdracht 
in je schrift!

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wanneer + te(n) of de(n) in de vt?
Maak het woord langer (wij ... / jullie ...) om te horen of je een
-te -de -ten -den krijgt. 
Ik bestel                            -Ik bestelde
Hij bestelt                         -Hij bestelde
Wij bestellen                   -Wij bestelden
Ik pel                                   - Ik pelde
Hij pelt                               - Hij pelde
Ik werk                               - Ik werkte
Hij werkt                            - Hij werkte
Wij werken                       - Wij werkten
De lamp verlicht            - De lamp verlichtte
De lampen verlichten - De lampen verlichtten

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Toch nog schrijftwijfel?
Is het nu: Hij schaatste of hij schaatsde? Hij zweefte of zweefde? 

De oplossing: 




't ex kofschip

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wanneer + te(n) of de(n) in de vt?
't ex kofschip

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

 Zwakke ww: In de verleden tijd zetten we -te(n) of -de(n) achter de stam. 
Tip 1: Maak het werkwoord langer: gebeurde
sloopte, flopte, lachte
Tip 2: Je kan 't ex kofschip gebruiken. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

PersoonsVorm vt
t'ex kofschip

Kijk naar het hele werkwoord. 
Boffen: Haal -en eraf.
Als de laatste letter een t,x,k,f,s,c,h,p is, komt er te(nachter de stam. 
Als de laatste letter niet een t,x,k,f,s,c,h,p is, komt er de(n) achter de stam. 




boffen: Ik bofte: Ik heb geboft
juichen: Ik juichte: Ik heb gejuicht. 
dubben: Ik dubde: Ik heb gedubd
verbazen: Ik verbaasde me: Ik heb me verbaasd

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden hebben in de verleden tijd hulp nodig van -te(n) en -de(n). Schrijftwijfel? 
1. Maak het ww langer:
maken ik maak ik maakte
dubben ik dub dubte of dubde?
2. 't ex kofschip
a. hele ww= dubben
b. -en eraf
c. laatste letter in 't ex kofschip?
ja? dan stam + te(n)
nee? dan stam + de(n) Nee, dus het wordt dubde.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd?

-Opdrachten
-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment: Lezen, kaft, website.



Opdrachten: 
Blz. 236, 237 opdracht 2 t/m 6.

Groep groen gaat verder. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd? 

-Opdrachten

-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment: lezen, website, tekenen. 



Opdrachten: 
Blz. 236, 237 opdracht 2 t/m 6.

Groep groen gaat verder. 


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

't ex-kofschip gebruik je alleen in de verleden tijd bij zwakke werkwoorden.
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

De verleden tijd van juichen is: ik juichte.
Want: juichen- en = juich
de h zit in 't ex kofschip
A
ja
B
nee

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

De verleden tijd van verbazen is: ik verbaasde.
Want: verbazen- en = verbaz
de z zit niet in 't ex kofschip
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Lesprogramma 

-Weten jullie nog hoe je een persoonsvorm kan vinden? 
-Weten jullie hoe je een ww in de tt moet vervoegen? 


-Weten jullie nog wat sterke en zwakke werkwoorden zijn? 
Korte herhaling. 
Korte toets.  

Instructie: 
-Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden 
 in de verleden tijd? 

-Opdrachten

-Leerdoel behaald? 
-Keuzemoment: lezen, website, kaft. 



Opdrachten: 
Blz. 236, 237 opdracht 2 t/m 6.

Groep groen gaat verder. 


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Na de les

-Weet ik dat zwakke ww -te(n) of de(n) achter de stam krijgen.
-Weet ik dat de stam = hele ww min -en
-Weet ik wanneer en hoe ik 't ex kofschip kan  gebruiken.







Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Paragraaf 7 Spelling: Blz. 236, 237 opdracht 2 t/m 6.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions