4mavo - Les 7 - H10.3 + H10.4 Krachten samenstellen en ontbinden

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

JdW-kijkwijzer

Lesopbouw:

1. Vooraf:
   Startklaar, Voorkennis activeren, Formatief Handelen
   
   
2. Instructie:
   Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en herkenbare voorbeelden, Formatief Handelen
   
   
3. Toepassing:
   Actieve verwerking, Formatief handelen 
   
   
4. Evaluatie:
   Afsluiting

              Startklaar

• Op je plek zitten 
• Telefoon in het Zakkie 
  
• Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
• Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 

1. Startklaar

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Welke krachten werken in
dit plaatje?

Een blokje van 120 gram wordt aan een veerunster gehangen.
Wat geeft de veerunster aan?

1. F = 1200 N
2. F = 120 N
3. F = 12 N
4. F = 1,2 N

Er wordt een tweede blokje aan de veerunster gehangen.
Wat geeft de veerunster aan?

1. F = 0,6 N
2. F = 1,2 N
3. F = 2,4 N
4. F = 0 N

Sleep de krachten naar de juiste plek:

Veerkracht

Normaalkracht

Zwaartekracht

De zwaartekracht en de veerkracht op het blokje zijn even groot maar in tegengestelde richting.
Wat geldt voor de resulterende (netto-) kracht ?

1. Fres = Fz - Fv
2. Fres = Fz + Fv
3. Fres = 0
4. Fres = Fz × Fv

Sleep de krachten naar de juiste plek:

Zwaartekracht

Normaalkracht

Wrijvingskracht

Spierkracht

Een fietser oefent een spierkracht van 30 N uit op een fiets.
De wrijvingskracht 10 N.
Hoe groot is de resulterende kracht?

1. F = 0 N
2. F = 10 N
3. F = 20 N
4. F = 40 N

De fietser stopt met trappen maar rijdt nog naar voor. De wrijvingskracht 10 N.
Hoe groot is de resulterende kracht?

1. 0 N
2. 10 N naar achter
3. 10 N naar voor
4. Nog steeds 20 N

           Leerdoelen

I - Je kunt de netto/resulterende kracht berekenen als de krachten in dezelfde of tegengestelde richting werken.

 

II - Je kunt de netto/resulterende kracht bepalen door een tekening op schaal te maken.

III - Je kunt een kracht ontbinden in twee gegeven richtingen.

 

3. Leerdoelgericht werken

De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   

Nettokracht

Nettokracht is de kracht die overblijft als je alle krachten op een voorwerp samenstelt.

Dit wordt ook wel de resultante of resulterende kracht genoemd.

Krachten samenstellen

Als de krachten in dezelfde richting werken,

tel je deze bij elkaar op:

F_res = F₁ + F₂

Krachten samenstellen

Als de krachten in tegengestelde richting werken,

trek je deze van elkaar af:

F_res = F₁ - F₂

Krachten samenstellen

Krachten samenstellen

Als de krachten een hoek maken moet je construeren om de resultante te bepalen.

Bereken de
resulterende kracht

Bereken de
resulterende kracht

Hoe groot is de
resulterende kracht?

1. F = 20 N
2. F = 53 N
3. F = 33 N
4. F = 60 N

Krachten ontbinden

Om te weten hoe groot de spankrachten in de

kabel zijn moeten we de zwaartekracht ontbinden.

Ontbinden is het tegenovergestelde 

van samenstellen

Anders gezegd: Hoe hard trekt Fz aan A en B?

Krachten ontbinden

Teken de richtingen met een stippellijn,

je mag zelf weten hoe lang.

Krachten ontbinden

Teken de parallel aan de stippellijnen nog

twee stippellijnen vanuit de punt van Fz.

Krachten ontbinden

Teken de pijlen F1 en F2

Nu kun je ze opmeten en de grootte

uitrekenen

Druk- of trekkracht?

Je kunt zo ook zien of er een 

drukkracht of trekkracht in een deel

van de constructie werkt.

F2 trekt hieraan; er werkt dus een trekkracht

F1 duwt hiertegen; er werkt hier dus een drukkracht

In welke kabels werkt een spankracht?

1. Alleen in A
2. Alleen in B
3. In A en B
4. In geen van de kabels

Bereken de massa van het blok

Werkt er in BC een drukkracht
of trekkracht?

1. Drukkracht
2. Trekkracht

Werkt er in AB een drukkracht
of trekkracht?

1. Drukkracht
2. Trekkracht

Aan de slag

Maak de vragen van §10.3 en §10.4

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen