Les 1 Anatomie en fysiologie longen

Luchtwegen en Longen
1 / 58
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 58 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Luchtwegen en Longen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ademhalingsstelsel
Toets: woensdag 24 mei

Slide 2 - Slide

zuurstof en medicatie via de luchtwegen
Leerdoelen

Je kunt uitleggen wat verstaan wordt onder het ademhalingsstelsel.

Je kunt samenvatten wat de functie van het ademhalingsstelsel is en hoe de ademhaling bij een zorgvrager verloopt.

Je kunt samenvatten wat de bouw en functie is van de neus, de keelholte en het strottenhoofd.

Je kunt samenvatten wat de bouw en functie is van de luchtpijp, de luchtpijptakken, de longen, longkwabben en de longblaasjes.



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ademhalingsstelsel

Slide 4 - Slide

De ademhaling is het afwisselend inademen en uitademen.
Neusholte 
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Slide 5 - Slide

slijmvlies groot oppervlak door 3 neusschelpen.
Het slijmvlies bevat veel bloedvaten en kliertjes die een dikke, kleverige vloeistof afscheiden.
Het slijmvlies heeft veel bloedvaten. Daardoor heeft het een hogere temperatuur dan de lucht in de omgeving. Het slijmvlies verwarmt de langsstromende lucht. Bovendien zuivert het de lucht van stof en bacteriën. Het slijmvlies bevat namelijk kliertjes die een dikke, kleverige vloeistof afscheiden. De fijne haartjes in de neus houden de grotere stofdeeltjes tegen.
Mondholte
Mondholte meer lucht inademen in een korte tijd

Functie: Klank vorming zoals zingen en fluiten 

Nadeel: geen zuivering, bevochtiging, 
verwarming, keuring


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In de neusholte wordt de ademlucht:

A
Gedroogd, verwarmd, gereinigd en gekeurd
B
Bevochtigd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
C
Gedroogd, gekoeld, gereinigd en gekeurd
D
Bevochtigd, verwarmd, gereinigd en gekeurd

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep:sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Bij ademhalen is...
A
Zowel de huig als het strotklepje is dicht
B
De huig is open het strotklepje is dicht
C
zowel de huig als het strotklepje is open
D
De huig is dicht, het strotklepje is open

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

De huig sluit de luchtpijp af tijdens het slikken..
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De functie van de huig is:

A
De neusholte afsluiten tijdens ademen
B
De neusholte afsluiten tijdens slikken
C
De luchtpijp afsluiten tijdens ademen
D
De luchtpijp afsluiten tijdens slikken

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Luchtpijp (trachea) en bronchiën
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp.

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies met trilhaartjes.

Slide 16 - Slide

luchtpijp = 11 cm
Dit slijmvlies is zeer gevoelig. Zodra er stof, een slijmprop of een vreemd voorwerp (bijvoorbeeld een pinda) in terechtkomt, ontstaat er een sterke hoestprikkel. Door het hoesten wordt het stof, het vreemde voorwerp of de slijmprop verwijderd. Kleine stofdeeltjes worden door de trilhaarbewegingen naar het bovenste deel van de luchtpijp getransporteerd en door kuchen of hoesten verwijderd.
Bronchiën 
De luchtpijp splitst zich in 2 takken: de hoofdbronchiën

Ze vertakken zich in steeds kleinere buisjes  (bronchiolen) en eindigen in longblaasjes

Bronchiolen: geen kraakbeen, inademing verwijden en uitademing vernauwen deze  bevordert de uitdrijving van lucht
De wanden van de bronchiën 
en longblaasjes zijn bedekt met slijmvlies

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Longblaasjes (alveoli)
Longblaasjes: gaswisseling via dunne haarvaten en dunne wand longblaasjes.

Afgeven van koolzuurgas (kooldioxide)  en het opnemen van zuurstof
 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De kleinste luchtwegen zijn de:
A
Trachea
B
Bronchiën
C
Bronchiolen
D
Carina

Slide 20 - Quiz

De carina is het onderste deel van de luchtpijp
3

Slide 21 - Video

This item has no instructions

00:00
Hoe worden de vertakkingen van de luchtpijp genoemd

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

De longblaasjes
A
geven slijm af
B
zorgen voor bescherming van de longen
C
nemen zuurstof op

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Longen
Rechterlong drie longkwabben
Linkerlong twee longkwabben

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Longvliezen (pleura)
Longvlies (pleura visceralis) dubbelvlies , daartussen pleuravocht waardoor beide bladen tov elkaar kunnen schuiven. 

Borstvlies (pleura parietalis): vlies dat grenst aan borstholte.

Pleuraholte:  ruimte tussen het long- en borstvlies die gevuld is met dun pleuravocht

Slide 25 - Slide

Een long is elastisch en wil van zichzelf inklappen, maar dat gebeurt niet door de onderdruk (negatieve druk) tussen de longvliezen aan de binnenkant van de borstwand. De ruimte tussen de longvliezen (pleurale ruimte) is één gesloten, luchtledig geheel. Daardoor maken het longvlies en het borstvlies overal goed contact met elkaar. Ze laten de longen als het ware aan de borstwand ‘plakken’. Je longen kunnen zo de ruimte maximaal vullen. Er kan alleen lucht in de pleurale ruimte komen als er ergens een opening is. Deze opening kan ontstaan van buitenaf of van binnen. Dan wordt het systeem, waarbij het longweefsel door de onderdruk in de pleuraholte tegen de borstwand ‘geplakt’ zit, onderbroken. De pleuraholte wordt gevuld met lucht en de long klapt in.
2

Slide 26 - Video

This item has no instructions

00:15
De longen zijn omgeven door vliezen hoe heten deze

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

00:27
hoe heet het vocht tussen de twee vliezen

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

01:58
Om de longblaasjes zitten
A
bloedvaatjes
B
spiertjes

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

00:55
Waarvoor dienen het slijmvlies en de trilhaartjes in de luchtpijp
A
Isolatie
B
Bescherming

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Ademhaling
Ventilatie komt tot stand door:
Inademen (inspiratie)
Uitademen (expiratie)
Middenrif (diafragma)
Gespierde/pezige plaat
Scheidt borstholte/buikholte
Longen zitten vast omdat het borstvlies met het diaframa vergroeid is

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

5

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Gassen bij inademing:
78% Stikstof
21% Zuurstof
1% Overig
0,3% kooldioxide
Waterdamp wisselt

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Ademhalingscentrum
Ligt in  het verlengde merg van de hersenstam
Meestal automatisch.
  
Spieren die een rol spelen bij de ademhaling:
middenrif (diafragma)
de spieren van de buikwand
de tussenribspieren
spieren boven het sleutelbeen

Slide 34 - Slide

De ademhaling wordt geregeld vanuit het ademhalingscentrum. Dit proces verloopt in het algemeen automatisch, onafhankelijk van de wil. De ademhaling is te beïnvloeden: bewust sneller of langzamer ademen is mogelijk, net als diep en minder diep ademen en de adem een tijdje inhouden.

Slide 35 - Slide

Borstademhaling: de borstkas wordt voornamelijk ruimer doordat de tussenribspieren zich aanspannen.
Buikademhaling: de borstkas wordt voornamelijk ruimer door het gebruik van het middenrif en de buikspieren.
Bij buikademhaling krijg je meer lucht binnen dan bij borstademhaling. De lucht circuleert beter tot helemaal onderin je longen, en het kost minder energie om evenveel zuurstof binnen te krijgen.
Hulpademhalingsspieren

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Ademcentrum
Ademcentrum reguleert de diepte en frequentie
Ademcentrum wordt via zintuigcellen (chemoreceptoren) in de wand van de halsslagaders geïnformeerd 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Zintuigcellen
(chemoreceptoren)
Chemoreceptoren gevoelig voor CO2 van het bloed
Als CO2 stijgt gaat het ademcentrum versnellen
Daalt CO2 gaat het ademcentrum remmen

Koolzuur = Koolstofdioxide = (CO2)

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Observatiegegevens ademhaling


  • Frequentie;
  • Diepte en gelijkmatigheid;
  • Ritme;
  • Geluid. 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Ademhalingsfrequentie
baby: 30 tot 40 keer per minuut;

kind 2 tot 12 jaar: 20 tot 25 keer per minuut;
tiener: 12 tot 20 keer per minuut;
volwassene: 12 tot 18 keer per minuut


Slide 40 - Slide

verhoogde frequentie: koorts, inspanning, emotie, aandoeningen hart/longen/luchtwegen.

verlaagde frequentie: rust/slaaptoestand, na slaapmedicatie.
Verhoogde ademhaling
Je blaast te veel koolzuurgas per minuut uit. 
Koolzuur daalt in je bloed (zuurgraad verstoord)
 
Klachten: kortademigheid, duizeligheid en stijfheid van spieren. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Video

This item has no instructions

Verlaagde ademhaling
Koolzuurgehalte in het bloed stijgt en zuurstofgehalte daalt. 

Klachten: hoofdpijn bij wakker worden, sufheid en gebrekkige eetlust.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Diepte en gelijkmatigheid
Diepte: zegt iets over de hoeveelheid lucht die per keer wordt ingeademd

Gelijkmatigheid: is de diepte per ademhaling steeds gelijk?

Slide 44 - Slide

Diepte: door te kijken naar de borst/buik.
De diepte en de frequentie van de ademhaling beïnvloeden elkaar. Bij een diepe ademhaling is de frequentie lager en bij een oppervlakkige ademhaling hoger.
Diepe ademhaling bij: gebruik slaapmiddelen, bewusteloos.
Oppervlakkige ademhaling: hart/vaatziekten, aandoening ademhalingsorganen.
Ritme en geluid
Ritme: zijn de pauzes tussen de ademhaling in steeds gelijk?
Geluid: hoort vrijwel niet te hoorbaar te zijn.

Slide 45 - Slide

Afwijkend geluid: snurken, hijgen, piepen.
Afwijkende ademhalingstypen



Wheezing
Kussmaul-ademhaling
Cheyne-stokes-ademhaling

Slide 46 - Slide

Wheezing: Een fluitende ademhaling wijst altijd op een obstructie van de luchtwegen. Als de obstructie hoog zit – door een gedeeltelijke afsluiting van de keel, het strottenhoofd of de luchtpijp, bijvoorbeeld bij tumoren – dan is het bijgeluid vooral bij inademing duidelijk hoorbaar. Als de obstructie lager zit, dan hoor je de wheeze duidelijk bij de uitademing, bijvoorbeeld bij astma of bij COPD.

Kussmaul: regelmatige, diepe ademhaling. Bij bewusteloosheid door verhoogd bloedsuikergehalte.

Cheyne-stokes: onregelmating en ongelijkmatig.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

00:29
Hoe wordt het middenrif ook genoemd

Slide 48 - Open question

This item has no instructions

00:42
Als het middenrif omlaag gaat wordt de inhoud
A
groter en stroomt er lucht in de longen
B
kleiner en perst het lucht uit de longen

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

00:56
wanneer wordt lucht uit de longen geperst
A
als het middenrif omlaag gaat
B
als het middenrif omhoog gaat

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

01:16
Hoe heten de schijven die je luchtpijp openhouden
A
luchtbeenschijven
B
wervelschijven
C
kraakbeenschijven

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

01:31
wat zit aan het eind van de bronchien

Slide 52 - Open question

This item has no instructions

Maken
Verpleeg, verzorgingshuizen, thuiszorg 1 N3
Module 7 Zorgvragers met aandoeningen aan longen en luchtwegen
22 Anatomie en fysiologie van longen en luchtwegen
Verwerkingsopdrachten 1 t/m 5, 7

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Zorgvragers met (chronische) aandoeningen aan de longen en luchtwegen


Astma --> ZPOT1A
COPD --> ZPOT1B
Longontsteking --> ZPVT1A

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Opdracht kroegentocht:

Werk met de klas het ziektebeeld op de volgende punten uit:
Wat is het;
oorzaken;
verschijnselen;
onderzoek en diagnose;
behandeling;
verzorging en begeleiding.

Slide 55 - Slide

3 lokalen
1 lokaal per ziektebeeld
Mag met verschillende posters zodat het goed leesbaar is voor iedereen!
Vragen voor kahoot
Maak per klas 3 mc vragen (waarbij je aangeeft wat het correcte antwoord is) over het ziektebeeld en mail die naar je docent
ZPOT1A --> mvossen@scalda.nl
ZPOT1B --> rcaris@scalda.nl
ZPVT1A --> kdekoeijer@scalda.nl

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Bronnen
  1. Thieme --> traject zorg (rood) --> Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg 1 N3 --> module 7 zorgvragers met aandoeningen aan longen en luchtwegen
    23 Zorgvragers met chronische aandoeningen aan de longen en luchtwegen
    24 Zorgvragers met een longontsteking
  2. Thieme --> traject zorg (rood) --> Verpleegtechnische handelingen N4 --> module 6.1 Toedienen van zuurstof
  3. Thieme --> traject zorg (rood) --> Verpleegtechnische vaardigheden N4 --> module 9 Toedienen van medicijnen per inhalatie

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Datum kroegentocht
Woensdag 17 mei

Slide 58 - Slide

Tijdens kroegentocht vragen laten opschrijven en dan na de kroegentocht vragen klassikaal bespreken.
Misschien een blad voor tips en tops in de klassen leggen zodat ze als klas feedback krijgen van de 2 andere klassen?
Na de kroegentocht de kahoot.