les 26/1: komma

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Na deze week

- ken je het verschil tussen de persoonsvorm en het voltooid deelwoord

- weet je hoe je komma's moet gebruiken

- kun je zelfstandig naamwoorden in het meervoud spellen

Komma's

• Tussen twee gezegdes in een samengestelde zin
  

Terwijl hij naar huis loopt, praat hij tegen zijn vriendin

• In een opsomming
  

Ik heb een nieuwe broek, schoenen, jas en tas gekocht

• Tussen twee bijvoeglijk naamwoorden
  

Er wordt een groot, wit huis gebouwd bij ons in de straat

• Bij woorden als toch, ja, hoor en oké
  

Ik bel je later terug, oké? 

• Voor een voegwoord
  

Hij gaat eerder naar huis, zodat hij niet te laat komt.

Hoofd- en bijzinnen

Tussen hoofd- en bijzinnen staat altijd een komma!

• Op zijn eerste stagedag gaat hij extra vroeg van huis, zodat hij op tijd is. 
  
• Omdat ik geen zin heb in voetbaltraining, doe ik net alsof ik last heb van mijn enkel.
  

Maken

• Spelling hoofdstuk 2
  

Blz. 164 en 165

opdracht 5, 6, 7

Weektaak

Spelling hoofdstuk 2

blz. 161 t/m 167

Opdracht 3, 5, 6, 7, 9, 10