Presentatie Link B1 10.4

• NT2
• Beroepsopleiding

ZINNEN met OM..TE

Het is gevaarlijk om in zee te zwemmen.(wat is gevaarlijk?)

Het is leuk om Nederlands te leren. (wat is leuk?)

Ik ga naar school om te leren. (doel/waarom?)

Het is tijd om te beginnen!

Waarvoor ga je naar school?
Ik ga naar school .....

1. om thuis weg te zijn.
2. om me op het examen voor te bereiden.
3. om mijn vrienden te ontmoeten.
4. om nieuwe mensen te leren kennen.

Wat is de goede vorm van het werkwoord?
Maaike gaat naar huis om

1. te uitrusten
2. te uitrust
3. uit te rusten

Wat is de goede vorm van het werkwoord?
Ik bel de school om me

1. te afmelden
2. afmelden
3. af te melden

Thema 10 Taak 4

Is water je vriend of vijand? 

Kan jij zwemmen? Hoe heb je het geleerd?

Houd je van water? Ga je weleens zwemmen?

Kunnen jouw kinderen zwemmen? Zitten je kinderen op zwemles?

Bespreek samen (in tweetallen).

Taak 4: Luisteren en spreken over zwemveiligheid

We luisteren samen naar de tekst.

Beantwoord daarna samen de vragen.

Onbekende woorden worden op het bord geschreven. Vervolgens deze woorden bespreken met de klas.

Hoe kun je deze zinnen anders formuleren?

Waarover hebben we het vandaag? .......................

Het is volop zomer.  ............................

Het is gigantisch druk. ........................

Het is schitterend weer. .......................................

Ik houd het strand in de gaten. ......................................

zich een beetje gedragen ......................

Was het maar waar...............

onder schooltijd ....................

Als je dan ver van de kant af bent..................................

levensgevaarlijk ......................

Uitspraak:

Vraagzinnen, de stem gaat omhoog

Waarover hebben we het vandaag?

Want jij bent strandwacht, toch?

Lopen er geen honden los?

Ruimen mensen hun rommel op? 

Hoeveel mensen zijn er in het water?

Opdrachten maken in Doe de taak

 

opdracht 2

opdracht 3

opdracht 4

opdracht 5  

Opdracht 6 hier of thuis

Klaar? 
- Grammatica 3.11
- Thema 11 Taak 1

LINK B1 thema 10

Woorden herhalen (alle taken)

De taart voor de bruiloft is ..........groot.
Hij is voor 200 personen.

1. midden
2. gigantisch
3. kalm
4. zat

Een ...................... kat heet een poes.

1. gigantische
2. explosieve
3. persoonlijke
4. vrouwelijke

Er zitten veel vissen en kikkers in onze ...................

1. kust
2. meer
3. vijver
4. rommel

De .................... .................... ieder jaar veel mensen uit de zee.

1. strandwacht, redt
2. de kust, redden
3. zwemles, red
4. haai, gered

Ik erger me aan de ........................ in mijn huis. Ik moet opruimen!

1. allergie
2. behandeling
3. stroming
4. rommel

Jullie wonen nu 6 maanden in het nieuwe huis. ..................... het goed?

1. Betreft
2. Verdacht
3. Bevalt
4. Besluit

Steeds meer mensen dragen een ................... op de fiets.

1. helm
2. oortjes
3. letsel
4. steiger

De bewoners zijn .................... bezig met de voorbereiding van het buurtfeest.

1. diep
2. volop
3. herkenbaar
4. verdacht

Kunnen jullie een beetje ......schieten ........... de buren?

1. met, op
2. van, door
3. door, mee
4. op, met

De regering ...................... de vaccinatieplicht ....................

1. heeft, afschaft
2. wil, afschaf
3. schaft, af
4. schaffen, af

Jaarlijks ..................... veel mensen omdat ze geen ................... hebben gehad.

1. zwemmen, verdrinken
2. verdrinkt, zwembad
3. verdrinken, zwemles
4. zwemdiploma, verdrinken

Huiswerk voor maandag

- Thema 11 Taak 1: 1 t/m 6

- grammatica 3.11

-10.4: Doe de taak: opdracht 6