Grammatica hoofdstuk 1.7 (les 1 en 2) herhalen vaste volgorde

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift
Les 1
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek
  • je leesboek
  • je schrift
Les 1

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Planning
  • Leerdoelen grammatica 1.7
  • Herhalen vast volgorde ontleden
  • Werkmoment / controle 5.9
  • Vooruitblik

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 1.7 Grammatica
Na deze paragraaf:
  • kun je de zinsdelen pv, o, wg, ng, lv, mw en bwb benoemen via de vaste volgorde;
  • weet je wat een hoofdzin en een bijzin is;
  • weet je wat een enkelvoudige en een samengestelde zin is.

Slide 4 - Slide

Vaste volgorde p. 243
1. Onderstreep de pv => tijdproef
2. Zet zinsdeelstrepen => zinsdeelproef
3. Benoem wg of ng
4. Benoem o: wie/wat + gezegde?
5. Benoem lv: wie/wat + gezegde + onderwerp?
6. Benoem mv: aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
7. Benoem bwb: zinsdelen die overblijven (prullenbak)

Slide 5 - Slide

Maak alleen in stilte

Opdracht 1 op pagina 50.

Samen nakijken.


timer
10:00

Slide 6 - Slide

Maak alleen in stilte

Opdracht 1 op pagina 53.
Samen nakijken.

Meer dan drie fouten gemaakt?
Meedoen met uitleg.


Slide 7 - Slide

Instructie
  • Werk eerst alleen, maak de opdrachten in je boek.
  • Je kijkt zelf na: studiewijzer op Magister.
  • Weet je iets niet? 
  1. Lees de theorie: stappenplan pagina p. 243.
  2. Overleg zachtjes met je buur.
  3. Sla de vraag over en vraag mij later.

Slide 8 - Slide

Maken
Paragraaf 1.7

Start met opdracht: 4, 5, 6 en 7.

Slide 9 - Slide

Stap 1: zoek de pv
Na haar beurt zou  Sterre de boog aan Boyan geven.

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm (pv).

Slide 10 - Slide

Stap 2: zet zinsdeelstrepen
Na haar beurt zou  Sterre de boog aan Boyan geven.

Welke delen horen bij elkaar?
Alles wat voor de pv kan staan, is 1 zinsdeel.

Slide 11 - Slide

Stap 3: zoek het gezegde
Na haar beurt | zou (pv) | Sterre | de boog  | aan Boyan | geven.

Heeft het belangrijkste werkwoord een duidelijke betekenis? Dan wg.
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zijn alle werkwoorden in de zin (dus ook de pv). Daarbij horen ook aan het, te, wederkerend voornaamwoord en scheidbare werkwoorden.

Bijvoorbeeld: was aan het vissen, stond te vissen, waste zich, belde op.

Slide 12 - Slide

Stap 4: zoek het onderwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre | de boog | aan Boyan | geven (wg).

Wie/wat + gezegde? Antwoord hierop is het onderwerp (o).

Slide 13 - Slide

Stap 5: zoek het lijdend voorwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog  | aan Boyan  | geven (wg).

Wie/wat + wg + o? Antwoord hierop is het lijdend voorwerp.

Slide 14 - Slide

Stap 6: zoek het meewerkend voorwerp
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog (lv) | aan Boyan  | geven (wg).

Aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv? Antwoord hierop is het meewerkend voorwerp.

Slide 15 - Slide

Stap 7: benoem overige zinsdelen
Na haar beurt | zou (pv, wg) | Sterre (o) | de boog (lv) | aan Boyan (mv) | geven (wg).

Meestal zijn de zinsdelen die overblijven bijwoordelijke bepalingen. Die zinsdelen geven antwoord op vragen als waardoor, wanneer, hoe vaak, waarmee, waar, waarheen?

Slide 16 - Slide

Maken
Paragraaf 1.7
  • Werk in je leerwerkboek.
  • Kijk zelf na.
  • Opdracht: 4, 5, 6 en 7. En les 2: 8 tot en met 14 en 18.


Slide 17 - Slide

Vooruitblik


  • Testje werkwoordspelling
  • Verder met 1.7 ontleden van zinnen. 

Slide 18 - Slide

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek deel A
  • je leesboek
  • je schrift
  • je iPad (dicht)
Les 2

Slide 19 - Slide

timer
10:00

Slide 20 - Slide

Planning
  • Testje werkwoordspelling
  • Hoofdzin/bijzin
  • Werkmoment (keuzes)
  • Vooruitblik

Slide 21 - Slide

Oefenen werkwoordspelling

Aan de zin kun je zien in welke tijd deze staat. 

Slide 22 - Slide

Het was de hele dag drukkend heet geweest en 's avonds (weerlichten) het aan alle kanten.

Slide 23 - Open question

Als je een woord een paar keer opschrijft, (onthouden) je het veel beter.

Slide 24 - Open question

Haarlem werd in 1573 moedig (verdedigen), maar toch moest de stad zich ten slotte overgeven.

Slide 25 - Open question

Als je die moeilijke woorden maar vaak genoeg (herhalen), zul je ze ten slotte wel foutloos schrijven.

Slide 26 - Open question

Wie (leiden) momenteel jonge mensen op voor het middenstandsdiploma?

Slide 27 - Open question

Enkelvoudig en samengestelde zin (p.54/55)
De poes miauwt.
Ze heeft honger.

  • De poes miauwt, want ze heeft honger.

Samengestelde zin heeft twee of meer persoonsvormen.

Slide 28 - Slide

Voegwoord
Zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.

Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.
Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.
Omdat hij speelt, || word ik niet gekozen.

ZET VOOR HET VOEGWOORD DE || OF NA DE KOMMA

Slide 29 - Slide

Samengestelde zin
Samengestelde zin => 2 persoonsvormen (of meer).



Hoofdzin:
* o en pv naast elkaar
* er kan niets tussen


Bijzin:
* o en pv niet naast elkaar
* OF er kan 'niet' tussen

Slide 30 - Slide

Volgorde samengestelde zin
Er is altijd minimaal 1 hoofdzin.

hoofdzin - || voegwoord - hoofdzin
hoofdzin - || voegwoord - bijzin
voegwoord - bijzin, || - hoofdzin
 
ZET VOOR HET VOEGWOORD DE || OF NA DE KOMMA
Voegwoord niet benoemen
Tip!
want, maar, en, dus, of

Slide 31 - Slide

Benoem de delen: HZ of BZ
Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.

Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.

Omdat hij speelt, || word ik niet gekozen.



Slide 32 - Slide

Benoem de delen: HZ of BZ
Timo voetbalt goed,|| want hij scoort elke wedstrijd.
 HZ                                                       HZ      
Hij wordt als eerste gekozen, || omdat hij goed voetbalt.
HZ                                                    BZ
Omdat hij speelt, || word ik niet gekozen.
BZ                                         HZ


Slide 33 - Slide

Werkmoment

  • Kijk je huiswerk na.
  • Vragen? => whiteboard
  • Maak van 1.7 in je boek: Opdracht: 4, 5, 6 en 7.  8 tot en met 14 en 18.

Extra uitleg

  • Naamwoordelijk gezegde
6.
1. geen ng => wg
4. ng : zullen veilig zijn
6. ng: blijft een roofdier

Slide 34 - Slide

Gezegde

Slide 35 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Heeft het belangrijkste werkwoord een duidelijke betekenis? Dan is het een werkwoordelijk gezegde.

  • alle werkwoorden in de zin (dus ook de pv)
  • aan het + hele werkwoord, te + hele werkwoord, 
  • wederkerend voornaamwoord (hij wast zich)
  • scheidbare werkwoorden (hij belt haar op)

Slide 36 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
1

  • kww
  • wisseltruc
  • zwabbels + hdv


Vb: De nieuwe directeur is aardig.
De nieuwe directeur rijdt op een racefiets.
Werkwoordelijk deel
+
Naamwoordelijk deel
  • een zn of bn 
  • zegt iets over het o
  • wat iets/iemand is

Slide 37 - Slide

Even oefenen
Mijn broer is piloot geworden.
Mijn oma is thuis gebleven.

Mijn nieuwe telefoon is helemaal fantastisch.
Mijn oude printer werkt helemaal fantastisch.

Slide 38 - Slide

Werkmoment
  • Kijk je huiswerk na.
  • Vragen? => whiteboard
  • Maak van 1.7 in je boek: 8 tot en met 14 en 18.

Slide 39 - Slide

Vooruitblik

  • Verder met 1.7 ontleden van zinnen. 

Slide 40 - Slide