Hoofdstuk 8. Je lichaam werkt - Paragraaf 8.1 Het werkt

Wat gaan we doen
- PW bespreken (Helaas nog niet gelukt....)

- Introductie nieuw hoofdstuk

- Aan het werk
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen
- PW bespreken (Helaas nog niet gelukt....)

- Introductie nieuw hoofdstuk

- Aan het werk

Slide 1 - Slide

Organen kwartet
  1. Groepjes van vier personen.
  2. Ieder persoon krijgt 4 kaarten in de hand.
  3. De overige kaarten komen op een stapel in het midden.
  4. Probeer zo veel mogelijk kwartetten te krijgen. (Dat zijn vier kaartjes over hetzelfde onderwerp)
  5. De jongste van de groep mag beginnen. 
  6. Je stelt iemand de vraag over het kaartje die je graag wil hebben. Heeft die persoon hem niet, dan pak je een kaart van de stapel. Heeft de persoon hem wel, dan neem je die kaart en vraag je iemand anders nog om nog een kaart.
  7. Het spel is uit als alle kwartetten compleet zijn.

Slide 2 - Slide

Bloedsomloop spel
Start in het hart bij de S.
• Gooi met één dobbelsteen.
Ga het aantal plaatsen vooruit dat je gooit.
• Je komt op een rondje met een ®.
 Je bent dan bij een splitsing. Verplaats in de volgende beurt je
pion in de richting van de pijl.
• Je komt op een rondje met R.
 Pak een routekaart van de stapel (R) en verplaats je pion meteen
volgens de opdracht die erop staat.
 Kun je een opdracht niet uitvoeren, leg het kaartje dan onderaan
de stapel en pak een nieuwe.
• De andere spelers controleren of je de opdracht goed uitvoert.
 Zo ja, dan mag je de routekaart houden. Doe je het fout, dan
gaat de kaart weer onderaan de stapel.
 Gebruik paragraaf 8.3 en 8.4 om de antwoorden te zoeken en te
controleren. Vraag je docent als je het antwoord niet weet.
• Je komt op een rondje met ?.
 Pak het bovenste kaartje en lees de vraag voor. Elke speler mag
het antwoord geven. Diegene die het juiste antwoord het snelst
geeft, mag het kaartje houden.
• Wie als eerste drie routekaarten én zes vraagkaarten heeft
verzameld, is de winnaar. Het spel is dan uit.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
- Je leert welke organen, cellen en orgaanstelsels je hebt; 

- Je leert hoe spieren aan energie komen.

Slide 4 - Slide

Hoe werkt je lichaam?
Je lichaam werkt dankzij organen. Een orgaan is een deel van het lichaam met een bepaalde taak.

Bijvoorbeeld: je hart pompt het bloed rond. 

Organen zijn opgebouwd uit cellen.
Cellen van mensen bestaan uit: celkern, celplasma (cytoplasma) en celmembraan.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld - organen met cellen

Slide 6 - Slide

Hoe heet de kleinste bouwsteen van een organisme?
A
orgaanstelsel
B
orgaan
C
weefsel
D
cel

Slide 7 - Quiz

Welk orgaan is
nr 4
A
hart
B
maag
C
lever
D
long

Slide 8 - Quiz

Welk orgaan is
nr 5

Slide 9 - Open question

Wat is een orgaanstelsel?

Een orgaanstelsel bestaat uit organen die samenwerken aan dezelfde taak.

Verteringsstelsel: voedsel kleinmaken, zodat de voedingsstoffen naar je bloed kunnen gaan.

Ademhalingsstelsel: zuurstof opnemen in je bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.

Bloedvatenstelsel: stoffen zoals voedingsstoffen, zuurstof en koolstofdioxide vervoeren.

Slide 10 - Slide

Hoe werken orgaanstelsels samen?
Spieren hebben glucose en zuurstof nodig.


Om glucose en zuurstof naar de spieren te brengen, werken drie orgaanstelsels samen:

  1. Verteringsstelsel
  2. Ademhalingsstelsel
  3. Bloedvatenstelsel

Slide 11 - Slide

Samenwerkende orgaanstelsels

Slide 12 - Slide

Hoe noem je een groep organen dat met elkaar samenwerkt?
A
organisme
B
orgaanstelsel
C
weefsel
D
cel

Slide 13 - Quiz

Noem 3 orgaanstelsels

Slide 14 - Open question

Je luchtpijp hoort bij je..
A
ademhalingstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringstelsel
D
zenuwstelsel

Slide 15 - Quiz

Je hart hoort bij je..
A
ademhalingstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
verteringstelsel
D
zenuwstelsel

Slide 16 - Quiz

Hoe komen spieren aan energie?
Je cellen krijgen energie door verbranding:




Glucose bevat energie. Die energie komt vrij door verbranding. Daarvoor is zuurstof nodig.

Slide 17 - Slide

Energie voor...
Energie gebruik je onder andere voor:
- Beweging
- Groeien
- Warm blijven

Afvalstoffen van verbranding zijn koolstofdioxide en water.

Slide 18 - Slide

Afvalstoffen
Afvalstoffen na verbranding raakt je lichaam zo kwijt:

- Koolstofdioxide > door je longen 

- Water > door je nieren (urine), huid (zweet) en longen (uitademen)

Slide 19 - Slide

Wat geeft verbranding weer
A
glucose+zuurstof-> energie +koolstofdioxide + water
B
water+ zuurstof -> energie +koolstodioxide + water

Slide 20 - Quiz

Aan het werk
Hoofdstuk 8. Je lichaam werkt
Paragraaf 8.1 Het werkt
Maken opdracht 1 t/m 21 (blz. 51 t/m 60)

BEN JE KLAAR?
Samenvatten paragraaf 8.1
(maak voor jezelf een begrippenlijstje)
timer
10:00

Slide 21 - Slide

Quizizz

Ga naar: join.quizizz.com

Slide 22 - Slide