Het verschil tussen twee of meer vormen, waardoor ze extra opvallen ten opzichte van elkaar.
Het gaat om tegenstellingen in vorm die spanning, aandacht of variatie in een beeld creëren.
Voorbeelden van vormcontrast:
1. Rond ↔ hoekig → Een cirkel naast een driehoek.
2. Groot ↔ klein → Een grote vorm tegenover een kleine.
3. Open ↔ gesloten → Een open lijnvorm naast een dichte vorm.
4. Organisch ↔ geometrisch → Een natuurlijke, vloeiende vorm naast een strakke, wiskundige vorm.
5. Symmetrisch ↔ asymmetrisch → Een evenwichtige vorm naast een onevenwichtige.
In de beeldende kunst: Kunstenaars gebruiken vormcontrast om een compositie interessanter en levendiger te maken. Het trekt de aandacht en zorgt voor balans tussen rust en spanning.