H5 energie opslaan en gebruiken les 2

Herhaling 5.1
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling 5.1

Slide 1 - Slide

Waarom slaat je lichaam de meeste reserve-energie niet op als koolhydraat maar als vet?
A
Omdat vet makkelijker te verbranden is
B
Omdat vet makkelijker te maken is
C
Omdat vet makkelijker verteerbaar is
D
Omdat vet per gram meer energie bevat

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

ADH van vitamines betekent...
A
aanvaardbare dagelijkse hoeveelheid
B
aanvaardbare dagelijkse houdbaarheid
C
acceptabele dagelijkse hoveelheid
D
aanbevolen dagelijks hoeveelheid

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Leg het verband uit tussen de ruststofwisseling en de hoeveelheid calorieën die je per dag binnenkrijgt.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Welke voedingsstoffen bevatten energie?

Slide 10 - Open question

4

Slide 11 - Slide

5.2

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Wat is ATP?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

                      - kost energie (er wordt ATP voor gebruikt)

- gaat door speciale transport eiwitten in een semipermeabel membraan (celmembraan)

- gaat tegen de concentratie gradient in.

Slide 19 - Slide

Hoe kom je aan ATP?
ADP en P zweven altijd rond in de cel en in de mitochondriën
Deze kunnen met een beetje energie aan elkaar worden gekoppeld tot ATP.
Deze energie komt van
de verbranding. 
Maar er is nog een 
andere manier: creatinefosfaat. 

Slide 20 - Slide

Waar halen je spieren energie vandaan?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

BINAS tabel 90A

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Verschil tussen aerobe en anaerobe dissimilatie. Welke is juist?
A
Aeroob is met zuurstof Anaeroob is zonder
B
Aeroob is zonder zuurstof Anaeroob is met
C
Aeroob is met glucose Anaeroob is zonder
D
Aeroob is zonder glucose Anaeroob is met

Slide 26 - Quiz

Noteer in je schrift...
  • De reactievergelijking van de aerobe dissimilatie
  • De reactievergelijking van de anaerobe dissimilatie
zet er achter hoeveel moleculen ATP er vrijkomen
Maak een foto als je klaar bent, voor controle.

Slide 27 - Slide

Schrijf op en stuur een foto:
De reactievergelijking van de aerobe dissimilatie
De reactievergelijking van de anaerobe dissimilatie

Slide 28 - Open question

Wat levert het meeste energie op wanneer 1 glucose-molecuul wordt verbrand?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie

Slide 29 - Quiz

Dus... welke vorm van dissimilatie gebruikt de meeste glucose moleculen om een bepaalde hoeveelheid energie (ATP) te produceren?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Waaruit bestaat een glycogeen molecuul en waar in het lichaam bevindt zich glycogeen?

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Andere stoffen verbranden
Ook eiwitten en vetten kan je in de mitochondriën verbranden
Dat kan alleen met aerobe dissimilatie
Aminozuren worden alleen in de lever verbrand, vetten in bijna alle cellen (behalve hersencellen)

Slide 34 - Slide

BINAS: vergelijk deze met p. 158

Slide 35 - Slide

Welke verschillen zijn er tussen BINAS tabel 68E en p. 158 van je boek?

Slide 36 - Open question

Waar of niet waar?
Een voorbeeld van anaerobe dissimilatie is alcoholgisting.
A
waar
B
niet waar

Slide 37 - Quiz

Klaar! 
Deze les ging over:
  • Vet versus koolhydraat als opslag
  • ATP
  • Aerobe en anaerobe dissimilatie
  • Energie in de spieren

Slide 38 - Slide