Present perfect 1

Good afternoon
Uitleg present perfect
Test your knowledge(=kennis)
4.4 maken
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Good afternoon
Uitleg present perfect
Test your knowledge(=kennis)
4.4 maken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Present perfect
Een actie begint in het verleden en gaat door in de tegenwoordige tijd (vb: starten met voetbal toen je 6 was en nu nog steeds aan voetbal doen)

Een actie begint in het verleden en je krijgt het resultaat in de tegenwoordige tijd (vb: toets maken en cijfer krijgen)

Slide 4 - Slide

present perfect

Slide 5 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
Je maakt deze tijd door een vorm van ‘to have’ te gebruiken en een voltooid deelwoord.
Dus: To have + voltooid deelwoord
Ofwel: To have +stam +ed

Bijvoorbeeld: We have worked on this project for a week now.

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Dit doe je door bij regelmatige werkwoorden +ed achter de stam te plakken.



Slide 6 - Slide

Present perfect
- Voor onregelmatige ww
gebruik je de woorden uit
de derde rij.

Bijvoorbeeld:
I have done the assignment.

Slide 7 - Slide

Present perfect (+)
stap 1: 
have (bij I, you, we, they)
has (bij he, she, it)                                 I have finished my test.

stap 2:
regelmatige werkwoorden: ww+ed (voltooid deelwoord)
onregelmatige werkwoorden: 3e rijtje blz. 162 (volt dw)

Slide 8 - Slide

Present perfect (-)(?)
(-)   have not/haven't  + voltooid deelwoord  of   has not/hasn't + voltooid deelwoord
                                                   I haven't finished my test yet.

(?)   Have ... +voltooid deelwoord of Has ... +voltooid deelwoord

                                                   Have you finished your test yet?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
verleden naar tegenwoordige tijd
D
toekomstige tijd

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord moet je gebruiken bij de present perfect?
A
to do
B
to know
C
to have
D
to be

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord bij regelmatige werkwoorden?
A
+s
B
+en
C
+er
D
+ed

Slide 13 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord bij onregelmatige werkwoorden?
(blz. 162)
A
1e rij
B
2e rij
C
3e rij
D
4e rij

Slide 14 - Quiz

Welk kledingstuk is een ezelsbruggetje om de signaalwoorden van present perfect te onthouden?
A
vyze sokken
B
fyne jas
C
smerige truy
D
gekke shoenen

Slide 15 - Quiz

I ......... for this moment for so long. (to wait)
A
Waited
B
Wait
C
Have waited
D
Have wait

Slide 16 - Quiz

Assignment
- maak paragraaf 4.4
- ga aan de gang met 4.1-4.3 als je deze nog niet af hebt
- Over 2 weken toets! (11 april)

Slide 17 - Slide