What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
zinsvolgorde en inversie
Woordvolgorde
Leerdoel:
Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordvolgorde
Leerdoel:
Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse
Slide 1 - Slide
Wat weet je al over de woordvolgorde in de Nederlandse zin?
Slide 2 - Mind map
Waar bestaat een zin uit?
1. onderwerp (ik, jij, hij of zij, u, wij, jullie, zij)
2. werkwoord (lopen, slapen, spelen, leren, betalen...)
3. de rest van de zin
Slide 3 - Slide
Onderwerp
Wie of Wat?
Het onderwerp staat
vooraan
in de zin
Mohammed, Piet, de hond, de leraar, de mensen, de politie, etc.
Mohammed
speelt altijd gitaar.
Slide 4 - Slide
Werkwoord
Het werkwoord is het doe-woord in de zin. Het geeft aan wat er gebeurt of wat de persoon of het ding doet.
Een werkwoord:
1. is een doe-woord
2. eindigt vaak op -en
3. verandert als het onderwerp verandert
Slide 5 - Slide
Rest van de zin
Waar, hoe, wanneer of met wie gebeurt het?
Bijvoorbeeld:
Mohammed voetbalt zaterdags bij blauw-zwart.
Mijn moeder kookt elke avond in het restaurant.
Mijn moeder kookt vanavond thuis.
Slide 6 - Slide
Langere zinnen maken
Hoofdzinnen in het Nederlands.
Ik ga zaterdag sporten.
Hij gaat zaterdag sporten.
Ziad wil koffie drinken.
Floor kan heel goed voetballen.
Slide 7 - Slide
wie/
werkwoord
tijd
wie/
plaats
wat wat
Ik
oefen
zaterdag
mijn dictee
in Roosendaal.
Hij
doet
vandaag
een brief
in de bus.
Wij
maken
zondag
een taart
bij jou thuis.
Jan
eet
vanavond
pizza
thuis.
Zij
kopen
straks
bloemen
in de stad.
Ali
kookt
om 6 uur
soep
in de keuken.
Jullie
leren
nu
taal
op school.
Slide 8 - Slide
vraagwoorden
Slide 9 - Slide
De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3.
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Slide 10 - Slide
De woordvolgorde bij een vraagzin
1. Werkwoord
2. Persoon
3. Extra informatie
Fietst
hij
naar school?
Slide 11 - Slide
Wat is goed?
A
Meisje het eet een appel.
B
Het meisje zij eet een appel.
C
Het meisje eet een appel.
D
Eet een appel het meisje
Slide 12 - Quiz
Zet in de goede volgorde:
Voorschoten-in-Moniek-speelt-volleybal
Slide 13 - Open question
Maak de goede zin:
elke dag-Gedion-patat-eet
Slide 14 - Open question
Maak nu zelf een goede zin.
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
1 wie/wa
t
2a 1e werkwoord
3 rest
2b 2e werkwoord
Ik
ga
zaterdag
sporten.
Hij
gaat
dinsdag
tennissen.
Wij
gaan
zondag
voetballen.
Jan
wil
rijst
eten.
Mijn ouders
willen
naar Meppe
l
komen.
Daniëlle
kan
niet zo goed
koken.
Jullie
kunnen
heel goed
volleyballen.
Het 2e werkwoord staat altijd
aan het
einde vd zin
.
Het 2e werkwoord is altijd het
hele werkwoord
.
Slide 18 - Slide
Maak een
zin met
twee
werk-woorden
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Tekst
Tekst
Tekst
zonder inversie
1
2
3
4
5
met de bus
mijn tante
wil
naar Spanje
volgende week
Slide 26 - Drag question
Tekst
Tekst
Tekst
met inversie
begin met 'naar Spanje'
1
2
3
4
5
met de bus
mijn tante
wil
naar Spanje
volgende week
Slide 27 - Drag question
Tekst
Tekst
Tekst
Met inversie, begin met vandaag
1
2
3
4
5
naar de winkel
mijn moeder
gaat
op de fiets
vandaag
Slide 28 - Drag question
Tekst
Tekst
Tekst
zonder inversie
1
2
3
4
5
naar de winkel
mijn moeder
gaat
op de fiets
vandaag
Slide 29 - Drag question
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Maak een zin met een voegwoord en het volgende werkwoord:
denken-dachten-gedacht
Slide 34 - Open question
Maak een zin met een voegwoord en het volgende werkwoord:
doen-deden-gedaan
Slide 35 - Open question
Maak een zin met een voegwoord het volgende werkwoord:
brengen-brachten-gebracht
Slide 36 - Open question
Maak (kies zelf):
Klare taal les 45 - want, en, maar, of
Klare taal les 46 - omdat, als
nt2taalmenu.nl -> A2 -> grammatica -> maak goede zinnen
nt2taalmenu.nl -> B1-> schrijven-> maak zinnen met verschillende volgordes
Oefenboekje woordvolgorde
Slide 37 - Slide
More lessons like this
NT2 A2 woordvolgorde, tijd plaats, vraagzinnen
2 days ago
- Lesson with
21 slides
NT2
ISK
NT2 A2 woordvolgorde, tijd plaats, vraagzinnen
March 2024
- Lesson with
36 slides
NT2
ISK
Nt2 Woordvolgorde Inversie basis
September 2023
- Lesson with
34 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
NT2 A2 woordvolgorde, tijd plaats, vraagzinnen
23 days ago
- Lesson with
47 slides
NT2
ISK
inversie
November 2023
- Lesson with
29 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
inversie
March 2025
- Lesson with
30 slides
NT2
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
woordvolgorde in het Nederlands
November 2024
- Lesson with
28 slides
NT2
Beroepsopleiding
1.2 Hoofdzinnen en bijzinnen - HZ met voegwoord
September 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1