Les 2: voedselrelaties en kringlopen

Les 2: voedselrelaties en kringlopen
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 2: voedselrelaties en kringlopen

Slide 1 - Slide

Inhoud
- Leerdoelen
- Herhalingsopgave
- Uitleg 
- Opdrachten voedselrelaties en kringlopen
- Filmpje

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.
  • Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  • Je kunt de kringloop van koolstof beschrijven.

Slide 3 - Slide

Tot welk niveau van de ecologie behoren alle organismen in een bos samen?
A
ecosysteem
B
individu
C
levensgemeenschap
D
populatie

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Lees de tekst over merantibomen op slide 5. Hierin wordt een aantal biotische en abiotische factoren genoemd.

Welke abiotische factoren worden in het artikel genoemd?

Slide 6 - Open question

Lees de tekst over merantibomen op slide 5. Hierin wordt een aantal biotische en abiotische factoren genoemd.

Welke twee biotische factoren worden in het artikel genoemd?

Slide 7 - Open question

Tot welk niveau van de ecologie behoort een vijver?

Slide 8 - Open question

Tot welk niveau van de ecologie behoort een hert in een bos?
A
ecosysteem
B
individu
C
levensgemeenschap
D
populatie

Slide 9 - Quiz

Voedselketen
In afbeelding hiernaast zie je een meer met enkele organismen. In de uitvergroting zie je een watervlo. Watervlooien zijn planteneters. Ze eten algen. Je ziet ook baarzen. Baarzen eten watervlooien. Het zijn vleeseters. Je ziet ook een snoek. Snoeken eten onder andere baarzen.

Slide 10 - Slide

Voedselketen
Alg, watervlo, baars en snoek vormen een voedselketen (zie afbeelding). Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort een voedselbron is voor de volgende soort. Elke voedselbron noem je een schakel in de voedselketen. Alle voedselketens beginnen met een plantensoort. In afbeelding hiernaast is dat een alg. Vervolgens gaat er een pijl naar de tweede schakel: een watervlo (een planteneter). Van de planteneter gaat een pijl naar de derde schakel: een baars (een vleeseter). De tweede, derde en verdere schakels kunnen ook alleseters zijn.

Slide 11 - Slide

Voedselweb
In werkelijkheid is er in een ecosysteem nooit maar één voedselketen. Elke soort kan het voedsel zijn voor vele andere soorten. In een ecosysteem lopen dan ook meerdere voedselketens door elkaar. Het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem noem je een voedselweb (ook wel voedselnet genoemd). In de afbeelding is een voedselweb weergegeven. In een voedselweb komen behalve planteneters en vleeseters ook alleseters voor. Een voedselweb bestaat uit levende organismen.

Slide 12 - Slide

Producenten, consumenten en reducenten
In planten vindt fotosynthese plaats. Je kunt de fotosynthese weergeven in een vergelijking:

water + koolstofdioxide + licht → glucose + zuurstof

De glucose die bij de fotosynthese ontstaat, gebruikt de plant om de stoffen te maken waaruit hij zelf bestaat. Hiervoor heeft de plant ook mineralen (voedingsstoffen uit de bodem) nodig. Planten maken (produceren) het voedsel voor alle andere organismen. Je noemt planten daarom producenten. Producenten vormen altijd de eerste schakel in een voedselketen.
Dieren eten (consumeren) de stoffen die door planten zijn gemaakt. Dieren noem je daarom consumenten. Dieren bevinden zich in de tweede en volgende schakels van een voedselketen. Planteneters vormen de tweede schakel in een voedselketen, in de derde en volgende schakels komen de vleeseters. In een voedselketen worden de producenten gegeten door consumenten van de eerste orde. Zij worden op hun beurt gegeten door consumenten van de tweede orde, enzovoort.

Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. De dode resten van planten en dieren worden als voedsel gebruikt door afvaleters (zie afbeelding volgende slide). De resten die de afvaleters achterlaten, worden verder afgebroken (gereduceerd) door bacteriën en schimmels. Je noemt bacteriën en schimmels daarom reducenten.


Slide 13 - Slide

Producenten, consumenten en reducenten

Slide 14 - Slide

Een kringloop
In de natuur maken alle stoffen een kringloop door (zie afbeelding). Reducenten zetten de stoffen uit de dode resten van organismen om in koolstofdioxide, mineralen en water. Koolstofdioxide en water kunnen weer door producenten worden opgenomen en bij de fotosynthese worden gebruikt. Ook de mineralen kunnen weer door producenten worden opgenomen. Stoffen van planten komen dus via dieren, afvaleters, bacteriën en schimmels uiteindelijk weer bij planten terecht.

Slide 15 - Slide

De kringloop van koolstof
In de afbeelding op de volgende slide is de kringloop van koolstof weergegeven. In deze afbeelding zie je in welke vorm koolstof voorkomt in de lucht, in planten, in dieren en in bacteriën en schimmels.
In de lucht komt koolstofdioxide voor. Koolstofdioxide bestaat uit deeltjes zuurstof en deeltjes koolstof. Planten nemen koolstofdioxide op uit de lucht. Bij de fotosynthese maken ze hiermee glucose en zuurstof. De koolstof uit het koolstofdioxide wordt dan opgenomen in glucose.
Glucose is een energierijke stof die in je lichaam als brandstof wordt verbruikt. De energie in de glucose komt dan vrij. Ook planten gebruiken een deel van de glucose die ze vormen als brandstof. In cellen zonder bladgroen en in het donker wordt glucose verbrand om energie vrij te maken. Hierbij ontstaat koolstofdioxide, dat de planten afgeven aan de lucht. Een ander deel van de gevormde glucose gebruikt de plant om allerlei andere energierijke stoffen te maken (eiwitten, koolhydraten en vetten). De koolstofdeeltjes komen zo terecht in energierijke plantaardige stoffen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De kringloop van koolstof
Als een plant door een dier wordt gegeten, komen de energierijke stoffen uit de planten in het dier terecht. Een deel van deze stoffen dient als brandstof in de cellen van het lichaam van dieren. Hierbij ontstaat ook koolstofdioxide, dat aan de lucht wordt afgegeven. Een ander deel van de energierijke stoffen dient als bouwstof. De koolstof komt nu voor in de energierijke stoffen van dieren (eiwitten, koolhydraten en vetten). Het restant van de plantaardige stoffen wordt niet verteerd; dit deel verlaat het lichaam van het dier met de uitwerpselen.

Een dier kan op zijn beurt worden gegeten door een ander dier of door een mens. Zo kan de koolstof van het ene organisme terechtkomen in het andere organisme.
Planten en dieren sterven ook zonder te worden gegeten. De stoffen in de dode resten van organismen en in de uitwerpselen van dieren worden opgenomen door reducenten. De bacteriën en schimmels verbruiken het grootste deel van de opgenomen energierijke stoffen als brandstoffen bij de verbranding. Hierbij ontstaat weer koolstofdioxide, dat aan de lucht wordt afgegeven.

Slide 18 - Slide

Wat is het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb?

Slide 19 - Open question

Waarmee begint een voedselketen?

Slide 20 - Open question

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden. De kortste voedselketen bestaat uit drie schakels, de langste uit zeven schakels.

Noteer twee voedselketens die uit drie schakels bestaan.

Slide 21 - Open question

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden. De kortste voedselketen bestaat uit drie schakels, de langste uit zeven schakels.

Noteer de voedselketen van de afbeelding die uit zeven schakels bestaat.

Slide 22 - Open question

In het voedselweb in de afbeelding kun je verschillende voedselketens onderscheiden.

Welk dier in de afbeelding is een alleseter? Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Een weidegebied is een voorbeeld van een ecosysteem. In een weidegebied komen onder andere de volgende organismen voor: buizerd - gras - konijn - paardenbloem - schaap - sprinkhaan - veldmuis - vos.
Noteer twee voedselketens die in een weidegebied voorkomen. Elke voedselketen moet uit minstens drie schakels bestaan.

Slide 24 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Alle dieren in deze voedselketen zijn...?
A
consumenten
B
producenten

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding zie je een voedselketen.
De spitsmuis is een consument/producent van de eerste/ tweede/ derde orde
A
consument, eerste
B
producent, eerste
C
consument, tweede
D
producent, derde

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding zie je een voedselketen.
Omdat paardenbloemen zelf voedsel maken, zijn het ...
A
consumenten
B
producenten

Slide 27 - Quiz

Welke rol heeft de vliegenzwam in de kringloop van stoffen?
A
afvaleter
B
consument
C
producent
D
reducent

Slide 28 - Quiz

Een jaguar is een roofdier. In welke schakels van een voedselketen kan een jaguar voorkomen?

Slide 29 - Open question

Welke organismen worden reducenten genoemd?

Slide 30 - Open question

In welke schakels van een voedselketen kunnen afvaleters voorkomen?

Slide 31 - Open question

Leg uit dat reducenten de kringloop van stoffen in een ecosysteem compleet maken.

Slide 32 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Behoort dierlijk plankton tot de producenten?

Slide 33 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Behoort plantaardig plankton tot de producenten?

Slide 34 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Noteer een voedselketen die uit drie schakels bestaat en waarvan de mens deel uitmaakt.

Slide 35 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.

Noteer twee voedselketens die uit vijf schakels bestaan en waarvan de mens geen deel uitmaakt.

Slide 36 - Open question

In de afbeelding zie je een voedselweb van de Noordzee. De pijlen naar het schip zijn de mensen die deze organismen opeten.
Een dier kan consument van verschillende orden zijn. Welke vis in de afbeelding kan zowel een consument van de eerste als consument van de tweede orde zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Open question

In welke stof in de lucht komt koolstof voor?

Slide 38 - Open question

In welke stoffen in organismen komt koolstof voor?

Slide 39 - Open question

Waarvoor hebben planten koolstofdioxide nodig?

Slide 40 - Open question

Welke stoffen ontstaan bij fotosynthese?

Slide 41 - Open question

Sleep de woorden naar de juiste plekken in de koolstof kringloop.
Fotosynthese
verbranding
glucose
plantaardige energierijke stoffen
energierijke stoffen in bacterie en schimmels
energierijke stoffen in dieren
verbranding
verbranding

Slide 42 - Drag question

Een plant wordt gegeten door een dier. Energierijke stoffen van de plant komen dan in het lichaam van het dier terecht.

Waar blijft de koolstof als deze energierijke stoffen in het lichaam van het dier worden verbruikt als brandstof?

Slide 43 - Open question

Waar blijft de koolstof als deze energierijke stoffen in het lichaam van het dier worden gebruikt als bouwstoffen?

Slide 44 - Open question

Een deel van de energierijke stoffen die een dier eet, wordt niet verteerd.

Waar komt de koolstof uit de energierijke stoffen dan achtereenvolgens terecht?

Slide 45 - Open question

Welke functies hebben bacteriën en schimmels in de koolstofkringloop?

Slide 46 - Open question

Hier staan gebeurtenissen die deel uitmaken van de kringloop van koolstof.
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.
Een plant neemt koolstofdioxide op uit de lucht
Bacteriën en schimmels geven koolstofdioxide af aan de lucht
Een dier sterft
Glucose wordt omgezet in allerlei plantaardige energierijke stoffen
Bacteriën en schimmels verbruiken energierijke stoffen bij de verbranding
Dierlijke energierijke stoffen worden door bacteriën en schimmels opgenomen? 
Bij de fotostynthese wordt koolstofdioxide verbruikt en ontstaat glucos
Plantaardige energierijke stoffen worden omgezet in dierelijke energierijke stoffen
Een plant wordt gegeten door een dier
1
2
3
4
5
6
7
8
9

Slide 47 - Drag question

In de afbeelding zie je een schema met enkele processen van de koolstofkringloop.

Welke pijl stelt de fotosynthese voor?

Slide 48 - Open question

In de afbeelding zie je een schema met enkele processen van de koolstofkringloop.

Welke pijl geeft de omzetting aan die door reducenten wordt uitgevoerd? Leg je antwoord uit.

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video